Wim Kan op het Leidse Plein, dat kon niet. Scheveningen dan of in de polder bij zijn buitenverblijf. Niemand die het beeldje daar zag. Monumenten plaatsen is het werk van ambtenaren. Waar komt WF Hermans ooit terecht? Groningen lijkt mij geen optie. Leeuwarden maakt er een prestigestrijd van. Op de Torensluisbrug dan, tegenover Multatuli? Waarom niet gewoon achter de Wolkenkrabber, Victorieplein? Aan de ene zijde Berlage, aan de andere WFH. Voorlopig moeten we het doen met een gedenksteen in de vloer van de Nieuwe Kerk in Amsterdam.

Eerste Helmersstraat 208. Een plaquette (FM Woudstra), onthuld op 17 april 1998 . Een hoog gehalte woningbouwvereniging-, deelraadbobo’s en ik. Veel literaire kopstukken heb ik niet gezien. Lezers ook niet. De plaquette had een eerdere versie. In het Parool (28 aug 1997) werd er een merkwaardig verhaal bijgezet.

Het project was nog geheim, maar Woudstra, niet onder de indruk, knalde er in anderhalve week een portret uit, dat hij onverschrokken en iets te vroeg in de krant liet zetten. Het portret werd afgekeurd. Woudstra kon opnieuw beginnen.

Eerbetoon, herinneringen, vergeten interviews, het stroomt binnen na de dood van WF Hermans. I.Sitniakowsky, literair journalist van De Telegraaf, bakt ze helemaal bruin: een bibliofiel boekje (250 ex. genummerd) geheel ter meerdere glorie van zichzelf als ik het goed lees. Hermans is groot en Ivan is zijn profeet. Die strekking zo’n beetje! Sitniakowsky schreef vanaf de zeventiger jaren vele recensies over de boeken van WF Hermans en was duidelijk geïnteresseerd in alles wat Hermans schreef.


Grote krantenkoppen in De Telegraaf, ook als andere recensenten de boeken van Hermans niet echt de lucht insteken, kopt Sitniakowsky met reuzenletters en bezigt hij stoere taal.

Lees ik het goed? Wordt nu dit door Hermans gesigneerde boekje, dat door Hermans aan Sitniakowsky cadeau werd gedaan, te koop aangeboden door de devote journalist van De Telegraaf? Jawel: te koop voor € 3.250 !!! Waar devotie toe kan leiden, ofwel, hoe je elk contact kan omzetten in geld.
Ivan Sitniakowsky overleed in juli 2014. Opmerkelijk is de suggestie van hem, dat Ivan inspiratiebron is geweest voor de hoofdpersoon in Een heilige van de horlogerie. Dit vermoeden en het bibliofiele boekje van Sitniakowsky tezamen vormen de heiligverklaring van de journalist. Op 4 augustus is de begrafenis op Zorgvlied. Hebben we er een bedevaartsplaats bij???


Hans van Straten kan er ook wat van: vindt ergens nog gauw wat interviews terug in het naaimandje van zijn oma. Die horen daar te blijven liggen tot het jaar 2063. Dat is pas terugvinden. Eikel of niet: er kwam een tweede uitgave. Van Straten heeft een goede zaaikalender denk ik.

In zijn nawoord concludeert Van Straten dat Hermans’ echtgenote, Emmy, degene was die publicatie van de teruggevonden interviews heeft tegengewerkt. Zelfs al zou ik het denken, deze onbewezen bewering zou ik toch niet in een nawoord opnemen. Zinloos en suggestief, insinuerend. En de redenering is broodmager. Ik kan mij zo voorstellen hoe de interviews jarenlang in de zakken van Van Straten hebben gebrand, terwijl de liefde voor de familie Hermans langzaam uitdoofde.
Interview van Joris van Casteren met Hans van Straten, De Groene Amsterdammer, 24-11-2001: “Toch is mijn bewondering voor Hermans groot”

Een bijzonder lelijk boekje kwam van Herkans-magazine. Veel informatie met veel onleesbare krantenartikelen. Het lijkt er toch om te gaan wie de laatste ……..
Had Olf niet het laatste interview, en Freddy het laatste telefoongesprek, Tonnie de laatste foto, Sylvia het laatste avondmaal, Theo het laatste openbare optreden, Jeroen de laatste boze brief en laatste oude koe, Bob het laatste nieuwtje?
Ach dan kom ik er niet slecht af: ik bied u de eerste uitgebreide WF Hermans-site. En je weet het: de eersten zullen de laatsten zijn.

Imperial Tobacco Nederland heeft het begrepen. Voor ‘de laatste roker’ moet een aandenken komen. Een bedevaartplaats voor al diegenen die het roken niet kunnen laten, terwijl zij het ene na het andere boek van WF Hermans inhaleren: Spilsluizen 17a. Maastricht had bezwaar tegen deze wijze van stadspromotie op de pakjes shag. Groningen heeft nu zijn schrijver traceerbaar gemaakt. Dat is tenminste iets.

Of de duvel er mee speelt (het kan ook de buurman zijn met wie WF Hermans niet geheel op goede voet stond vanwege een fiets in een gangetje); nu ben ik bang dat drommen mensen aan de verkeerde kant van het water tevergeefs zoeken naar het adres waar hun geliefde schrijver woonde. Ossenmarkt hoek Spilsluizen ligt, met gangetje, aan de overkant. De fiets is weg.

Ook aan de noordzijde van het water heet het Spilsluizen en geen Noorderhaven. Die is westelijker. Ik heb een kruisje gezet bij ’the place to be’. Geen zin om uit te zoeken of het dwaalspoor moedwil dan wel misverstand is, want ach, het lijkt er op dat Groningen zich neerlegt bij de veel beschreven aversie die WF Hermans had tegen zijn verblijf aldaar.

De gespannen verhouding Hermans-Groningen lijkt achter de RUG. De campagne van het Akkoord van Groningen, een samenwerkingsverband tussen de RUG, Hanzehogeschool, UMCG en de Gemeente, heeft in haar vergevingsgezinde wijsheid WF Hermans erkend als talent. Eigenlijk is het doel Groningen op de kaart te zetten als dé kennisstad van Nederland. (zie ook www.cityoftalent.nl) Het eerbetoon geldt dus eerder de stad, niet de schrijver. En dat klopt ook allemaal wel. Nu het Nederlandse onderwijs zich richt op louter kennisgebieden verkwanselt zij eerder talenten, dan dat zij ze stimuleert, zeker de creatieve en kunstzinnige. En dan wordt een term als “talentontwikkeling” een commerciële, lege huls.
De eerste, hier getoonde talentspot werd met vier schroeven aan de gevel van Spilsluizen 17a geschroefd.

Weer vier nieuwe gaten in het steen waarin, naast de portiektrap, al zoveel littekens zaten. Ooit hing er het geëmailleerde bordje van de mensendieckpraktijk van Emmy Hermans-Meurs, dat op een rommelmarkt terechtkwam. (Hermans-magazine nr 78, pag 57)



Wat er mis is met Groningen? Nou ja, daar wonen andere mensen. En er staan andere huizen en er gebeuren andere dingen! Vroeger ook al. Dat waren Andere tijden.
De VPRO rakelde op 22 april 2003 de kwestie rond het lectorschap van WF Hermans op. Hij zou de democratiseringsgolf danig hebben tegengewerkt, te weinig inzet hebben getoond, niet genoeg publicaties hebben geleverd. En dan is het mis: kamervragen, brieven, gesprekken in een sfeer van kleinzieligheid.
We hebben het over 1973, wanneer Hermans er genoeg van heeft en naar Parijs vertrekt. In ‘Onder professoren’ (1975) drijft hij de spot met de kwestie rond de universiteit waar hij werkte. Alle actoren van weleer worden scherp en humoristisch neergezet, neergemaaid ook. Tja, Hermans schreef andere boeken! En wie de aflevering van ‘Andere tijden’ bekeek, zag dat dat voor sommigen blijvende pijnplekken heeft opgeleverd.

‘Herinneringen aan Willem Frederik Hermans’, een door het WFH-i te haastig aangekondigd werk verscheen uiteindelijk niet. Dit kwam ervoor in de plaats. Zeer de moeite waard, al beginnen de herinneringen wat mager: Cees Nooteboom lijdt aan geheugenverlies en heeft het meer van horen zeggen, zo beweert hij zelf en Hofland heeft er slechts een paar, zegt hij. Allengs wordt het boek beter en van Hella Haasse’s beschouwing over ‘Au Pair’ valt echt te genieten.



De heren Benders en Smulders, redactie, wilden graag hun eerdere werkjes nog eens noemen. Vooruit, ik toon ze toch maar even. Per slot staan er uitstekende essays over WFH in.
In 2009 wordt deze lijn door het WFH-I voortgezet met een studie over de autonomie van Hermans’ schrijverschap. De redacteuren Ruiter en Smulders brachten stukken bijeen van henzelf, Odile Heynders, Edwoud Kieft en Sarah Beeks. De benadering is verrassend. Niet Ludwig Wittgenstein is in deze bundel de funderende kracht achter het oeuvre van Hermans, maar de filosoof Emanuel Kant. De autonomie, die moderne schrijvers zich in hun opvattingen over het schrijverschap hebben aangemeten, weekt ze los van alles wat eertijds nog harmonieerde met de publieke en maatschappelijke opvattingen over literatuur. Voorgaande stijlperioden hielden de uitspraken, meningen en esthetische vormgeving van schrijvers nog binnen een kader waarin schrijvers beantwoordden aan morele verwachtingen. Die tijd is voorbij. Wat is dan nog de relevantie voor wat een schrijver aan persoonlijke uitspraken doet? Hoe wordt nog een oordeel geveld over de kwaliteit van zijn literaire prestaties? Welke nieuwe dilemma’s komt de schrijver, zijn publiek, zijn collega-schrijvers tegen? De samenstellers van deze bundel geven vanuit een onverwacht ‘kantiaans’ fundament een nieuw beeld van de controversies die WF Hermans beheersten.

Niet biografisch, geen studie of essay, niet wetenschappelijk of chronologisch, zo verontschuldigt De Vree zich voor deze verzameling herinneringen, flarden van interviews die nooit verschenen, gesprekken die via geschrift of band behouden zijn. Veel details over de wordingsgeschiedenis van verhalen en romans, vanaf een halve eeuw terug. Piet Schreuders deed de boekverzorging. Je leest het in één adem uit. En vervolgens begin je opnieuw, je ordent, vergelijkt, zoekt in eigen archief. Een verrijking.

In Engeland komen ze er rond vooruit: als je in Cornwall het plaatsje Mousehole binnenrijdt, krijg je waarvoor men heeft gewaarschuwd. Een helling van 25%, vrijwel onmogelijk om er binnen te rijden. En wat zie je bij ons aan de grens? Dat je er 100 km/u mag. Niemand die dat nog lukt.
Havenaar legt nog eens uit dat Nederland te benepen is om er grote geesten te laten leven. Hermans’ kwesties komen één voor één aan de orde. We wisten het allemaal al. Nieuw is in ieder geval de verwijzing naar deze site op pagina 193.

Thomas Rap schenkt vrienden en relaties dit herinneringsboekje als nieuwjaarsgeschenk bij de jaarwisseling van 1995 – 1996. Een fotobiografietje, met een voorwoord van PF Thomése. “Hermans tragiek was echter dat het hem, in tegenstelling tot zijn held (Multatuli), aan een Zaak ontbrak”, schrijft Thomése. Hij beschouwt de nietigheid als Hermans’ Zaak, telkens weer beschreven in zijn romans. De foto’s bekijkend, is dat wat je inderdaad in stilte overdenkt.
De tiende sterfdag van WFH
2005 moest het WF Hermans-jaar worden, naar aanleiding van zijn tiende sterfdag op 27 april . Het jaar begint in maart al!! De Bezige Bij is in conclaaf, zo meldt De Volkskrant op 3 maart. Rijkelijk laat om met plannen voor het gedenkjaar te beginnen, lijkt mij. En wat wordt er allemaal gedaan om Neerlands grootste schrijver van de vorige eeuw onder de aandacht te brengen? De eerste berichten zijn ontmoedigend.

Robert Anker laat zich door Anne van Driel interviewen in De Volkskrant, 3 maart 2005. Dat had hij beter niet kunnen doen. Hij heeft volgens eigen zeggen het literatuuronderwijs geen goede dienst bewezen.
Is het niet de taak van een leraar Nederlands bij zijn pupillen enige belangstelling te wekken voor de Nederlandse literatuur? Anker laat het hoofd hangen. Dat heeft natuurlijk zijn gevolgen.

Vervolgens geeft hij het ministerie van onderwijs de schuld van de teloorgang van het literatuuronderwijs. Ook al is er iets waar van wat hij beweert, Anker moet er zich niet achter verschuilen. Aan de slag met die twaalf boeken zou ik zeggen. Jaag al die leerlingen op deze site bijvoorbeeld, speel er mee, zet al Hermans-boeken op alfabetische volgorde, wat mij betreft, knip, plak en vooral: inspireer. De weerzin tegen boeken lezen is heus niet nieuw. Weet je nog hoeveel klasgenoten van Hermans op het Barlaeus zich voor lezen interesseerden? Buiten Hermans was er maar één!!! En die klassen waren doorgaans groter dan nu.

De hoop op een ordentelijk gedenkteken voor WF Hermans werd op 4 maart de bodem ingeslagen. Hermans en Multatuli zouden elkaar dan eindelijk ontmoeten. Maar de plannen zijn afgekeurd. Koen Deprez heeft zijn ontwerp voor een cenotaaf klaar. De plek is zorgvuldig bepaald. Dan de streep door de rekening. (zie: De Volkskrant, 4-3-05)

Dit had de plek moeten worden. Wie redt het WF Hermans-jaar? Het WFH-i misschien, met de totstandkoming van het eerste deel van de Volledige Werken? Ik denk dat ik mijn best ga doen dit jaar!
Op 11 maart herroept De Volkskrant haar bericht en komt dan toch met wat feiten: “Het monument gaat weldegelijk door”. Nou, ik heb jarenlang staan posten op de Torensluisbrug, maar het monument kwam er niet…..

Op 27 april 2005 verschijnt: Richard Simmillion, het autobiografische werk van WF Hermans.
De langverwachte site van het WFHi, www.willemfrederikhermans.nl krijgt op 27 april 2005 zijn eerste bezoeker.
In Brussel wordt een tijdelijke plaquette aangebracht aan Hermans’ laatste woning aan de Atrebatenstraat.
In september hoopte men het gedenkteken in Amsterdam te kunnen plaatsen.

Begin november is er een Hermans symposium in de Rode Hoed. Sprekers: Connie Palmen, Jaap van Heerden, Koen Deprez e.a.
Bovendien een tv-documentaire van Kleine Storm Prod. m.m.v. Max Pam. (in: Het uur van de Wolf). Hermans in Duits uniform, kan ik u verklappen.
De presentatie van het eerste deel van de ‘Volledige Werken’: 4 november, Nieuwe Kerk Amsterdam.

Een bonte verzameling artikelen. Resultaat van gezamenlijke inspanningen in Hermans’ tiende sterfjaar, om al het mogelijke te doen zijn werk eeuwigheidswaarde te geven. De auteurs kennen we voor een goed deel van de optredens tijdens het Hermans symposium.
Toch al onder de indruk van de bijeengebrachte artikelen, mocht ik ook nog ontdekken, dat Jos de Mul in de allereerste noot op bladzij 1009 van het volgende getuigt:
“De geciteerde, door Hermans geautoriseerde weergave van het gesprek werd oorspronkelijk gepubliceerd in New Foundland (jrg. 1, nr. 2). Ik citeer de online versie die te vinden is op www.wfhermans.net, (nu: www.wfhermans.one), een fansite die naast de website van het Willem Frederik Hermans instituut (www.willemfrederikhermans.nl) en het aan Hermans gewijde deel van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse letteren (www.dbnl.org/auteurs/auteur.php?id=herm014) één van de belangrijkste bronnen van primaire en secundaire literatuur is”
Eindelijk iemand die erkent dat hij dankbaar put uit de rijkdommen van deze site en dat tot mijn genoegen ook wereldkundig maakt.
Van internet 10 mrt 2005:
“……Diezelfde maand is er een symposium over de auteur. In oktober en november wijdt de NPS een tweedelige tv-documentaire aan hem. In september verrijst in Amsterdam een monument voor de schrijver, een zogenoemde ‘centograaf’, een grafteken voor iemand die niet op de plek in kwestie begraven is…….”
Vervang ….”een zogenoemde….” door: “een door www.Kunst.Plein.nl (internet met inhoud) genoemde…..”
Een grafmonument zonder inhoud is een cenotaaf geacht Kunstplein en geen centograaf!
Je kunt reageren op de mededelingen van Kunst.Plein.nl. Maar waag het niet met spelfouten aan te komen, want KunstPlein verwijdert je commentaar onmiddellijk. Je zou je toch omdraaien in je graf als je dit…….
Hoewel, in een cenotaaf niet natuurlijk. Enfin, het wordt een interessant jaar.

De Revisor opent in oktober 2005 met twee artikelen over WF Hermans, ter gelegenheid van het tiende sterfjaar. Tonnus Oosterhoff gaat met rood potlood door ‘De donkere kamer van Damokles’ en ontdekt wat door literair Nederland nog niet was bedacht: Hermans schreef de roman in ijltempo en struikelde over zijn eigen woorden, beweringen, gebeurtenissen en details in de roman. Resultaat? “Het boek werkt, ondanks alle fouten en onvolkomenheden!”
Menno Lievers beschrijft hoe WF Hermans zijn keuze voor het schrijverschap rechtvaardigt door het filosofisch fundament van Wittgensteins ideeën als uitgangspunt te nemen. Lievers herleest ‘Moedwil en misverstand’.



En wat is er mooier dan juist op dit moment je verhaal te doen. Alle kans om het in het Hermans-jaar gepubliceerd te krijgen. We hadden Karin Anema met Hermans’ Noorse liefde, die net voor Max Pam Finnmarken bezocht.
Elly Kamp verzamelde de commentaren op ‘De tranen der acacia’s’. Bob Polak verenigde het nuttige met het aangename door nog even in Groningen een literaire kuiertocht te ondernemen en Ad Fransen kon na publicatie in HP De Tijd zijn zes afleveringen over Hermans’ Parijse periode bundelen. Je kan er denigrerend over doen, maar dit is wel het moment om te pogen iets toe te voegen aan alles wat wij over WF Hermans de moeite waard vinden om te weten.

Karin Anema had de voetreis al iets eerder ondernomen, op zoek naar het meisje dat WF Hermans in de bus verraste en ontwapende. Wat Alfred niet ten deel viel, overkwam Hermans wel: Inger Marie kwam als een meteoriet uit de lucht vallen. Op de DVD van Max Pam komt Inger Marie zelf aan het woord. Na jaren opnieuw een ontwapenend optreden.

Max Pam heeft het heel gedegen aangepakt. Twee documentaires op televisie. Inbegrepen een reis naar Finnmarken in de voetsporen van Karin Anema. Hermans’ Noorse liefde is hij niet tegen gekomen. Wat hij wel ontdekte was, dat het nareizen van een romanpersonage een absolute onmogelijkheid is.

Natuurlijk wist Pam dat al voor vertrek. De koorts in de voetsporen van Alfred Issendorf uit ‘Nooit meer slapen‘ te treden was mogelijk ook de koorts zoveel mogelijk aandacht op zijn bijeengebrachte stukken polemiek van Hermans, ‘Niet uit kwaadaardigheid’, te vestigen. En dat deed hij alleraardigst. Het is hem allemaal vergeven, sinds de DVD met de twee documentaires door De Volkskrant werden aangeboden in februari 2007. Werkelijk indrukwekkende getuigenissen van vele Hermanskenners. Behalve Hermans’ wereldbeeld en zijn polemisch verleden, wordt zijn nukkigheid in een begrijpelijk decor gezet. De innemende Hermans vormt een prachtig tegenwicht.

The year after!
Há! Begin 2006 legt Martien de Jongh nog eens uit dat het medelijden van WF Hermans doorspekt is van het inzicht in de totale mislukking van het mens zijn. In zijn inleiding herhaalt De Jongh de trits van Hermans nog maar eens: “Scheppend nihilisme, agressief medelijden, totale misanthropie”. Hoe komt die -h- toch in dat woord misantropie, meneer De Jongh?


Na vele essaybundels over het werk van WF Hermans zouden we Huug Kaleis bijna vergeten. En toch ook weer niet. Want wie de essaybundel ‘De God Denkbaar verklaard’ uit 1987 heeft gelezen, ziet 90% van Kaleis’ commentaren terug. Na jaren literatuurkritiek valt de controversiële houding van Kaleis t.o.v. vele recensenten veel beter op. Waarschijnlijk, omdat je zo langzamerhand wel weet wie op de hand van Hermans was en wie niet. Een aanrader! Niet in de laatste plaats vanwege het intrigerende essay met de titel: ‘Over helden en heiligen. ‘Een heilige van de horlogerie’ psychokritisch beschouwd.’ Had ik nog niet gelezen!


Wie denkt een goed essay te pakken te hebben over ‘Madelon in de mist van het schimmenrijk’, heeft het mis. In werkelijkheid gaat het boekje van Van Tricht over de spoken, die Van Galen Last in 1986 liet verschijnen. Beide heren kunnen zich scharen onder de moraalridders van de Nederlandse literatuur. Alsof we de ‘verruwing’ van de naoorlogse literatuur nog kunnen tegenhouden. Couperus, Ter Braak en Du Perron vallen ons tijdens de nachtelijke uren echt niet meer lastig.
‘De laatste roker’ meets ‘De onverdroten blower’
Hadden zij iets met elkaar op, vraagt u zich af? Als het om joints gaat, weldegelijk. Er was een periode waarin Hermans Vinkenoog bezocht om er het geestverruimende assortiment te beproeven. Er werd als tegenprestatie een exemplaar van ‘Mandarijnen op zwavelzuur’ aan Vinkenoog cadeau gedaan. Met opdracht natuurlijk: “Voor Simon Vinkenoog, martelaar voor de H. Maria Juana”.


En hun beider schrijverschap? In dezelfde Mandarijnen klaagt Hermans nog over de koerswijziging die Vinkenoog ten opzichte van Harry Mulish maakt. Hermans hield er niet van eerst bekritiseerd te worden en vervolgens bewonderd zodra de verkoopcijfers omhoog schieten.


Simon Vinkenoog op zijn beurt brak al in 1955 een lans voor Hermans’ werk . Onder de titel “Dutch Novelist Clears The Air In Netherlands”. Hadden beide schrijvers een diametrale levensopvatting, Vinkenoog onderschreef Hermans’ aanpak in de Mandarijnen. “Bestrijdt niet de verkeerde ideeën van schrijvers, bestrijdt de ideeënmakers zelf!” Het contact tussen Hermans en Vinkenoog omschreef Vinkenoog als aimabel. Een goed startpunt voor in een eeuwig rokerige ruimte.
Zaterdag 18 juli 2009 werd Simon Vinkenoog begraven op begraafplaats Sint Barbara te Amsterdam, alwaar hij vele gemeentelijke armenbegrafenissen vrijwillig opluisterde met zijn gedichten.
Hans Sleutelaar, die een maand ervoor WF Hermans interviewde, wist ook Vinkenoog te benaderen.
(zie ook: Hermans-magazine jrg. 9 nr 33, blz 24-25 en 30)

Voordrachten, muziek en lichtbeelden, georganiseerd door St. Literair Haarlem. De avond krijgt de titel: ‘De oorlog van WF Hermans’ Op de Haarlemse stripbeurs is het niet ongebruikelijk bijzondere zeefdrukken op te doen van diverse striptekenaars. Daar moest ik aan denken toen ik deze piëzografie van Eric J. Coolen tegen kwam.
Otterspeer bovenaan, zie ik. Mogelijk is hij de eerste spreker en moet hij vroeg weer weg, vanwege zijn op handen zijnde biografie over WFH.
Verslag

Om maar met het laatste te beginnen: Willem Otterspeer was niet het eerst en bleef tot het laatst. Informeel deelde hij mee, dat zijn biografie over WF Hermans over anderhalf jaar te verwachten valt. Is dat troost, hoop of teleurstelling? Ik weet het nog niet!
De avond werd geopend door de stadsdichter: Sylvia Hubers. En al meteen is het duidelijk, dat ‘Literair Haarlem’ een sympathieke club is, zelf verbaasd over de bereidwilligheid van de genodigden op te komen draven, of ze nu spreken, zingen, tekenen of koffie schenken. Er zit een hart in de organisatie. Bij mij sprong een vonkje over.

Flip Hammann was de tweede, leraar Nederlands, en zeer bevlogen als het gaat om het werk van WF Hermans. Hij heeft lijstjes gemaakt: een top tien van commentaren over Hermans, een down vijf van minder geslaagde werken en zijn highlights. Het aardige was, dat hij grote diversiteit wist te brengen in de manieren, waarop men met Hermans bezig kan zijn. Cartoonisten, critici, persoonlijke contacten als die van Van Straten en De Vree. Deze laatste kreeg van Hammann de meeste credits. Terecht. In het lijstje ‘minder’ was de film “Als twee druppels water’ opgenomen. Dat kan echt niet meer, aldus Hammann. Nou ja, wat stelde de Nederlands film in die dagen voor? Dan was het nóg een imposant werk. De meesterwerken, in zijn lijstje dan, zijn verrassend en misschien een strategische keuze. ‘Een heilige van de horlogerie’ verwacht je niet. En ook niet de vermakelijke toneelstukken van WF Hermans, waarvan ‘Uitgeverij Oorwurm’ onlangs werd opgevoerd op het Leidseplein in de Balie.
En toen ging het even mis. Flip Hammann herinnerde zich de rolverdeling van de opvoering van ‘King Kong’ in Paradiso, ook Leidseplein, in 1981. Hij was er stellig van overtuigd dat Annemarie Grewel de rol van Prins Bernard speelde. Hij riep het over zichzelf af: “Wie, denken jullie, speelde de rol van Prins Bernard?” “Adèle Bloemendaal!”, riep ik, natuurlijk nadat ik de zaal enkele ogenblikken de tijd gunde diep na te denken. “Nee, nee”, was het antwoord……….


“Dat was Annemarie Grewel”. Op de mij (en Flip) zo vertrouwde onderwijstoon, om heftige spanningen te voorkomen, legde ik vervolgens uit, dat Annemarie Grewel (achter de tafel, links) de rol van voorzitter van de parlementaire enquêtecommissie belichaamde en dat Adéle Bloemendaal, hoog gezeten, Prins Bernard voor haar rekening nam. Nota bene: op deze site staat daar een overduidelijke foto van!!! (zie ook: Op toneel met WFH). Flip was er niet van overtuigd maar zijn speech heeft er ook geen schade door geleden en van zijn verhaal heb ik genoten.

Na Bies van Eden, (ik was even de zaal uit), sprak Willem Otterspeer. HIJ had enkele weken hiervoor bij SLAA in de Balie (zie hierboven) ook al had bewezen een bevlogen verhaal te kunnen vertellen. Nu natuurlijk geconcentreerd rond het thema ‘oorlog’. Otterspeer hield zich het best aan de opdracht. Zijn voordracht richtte zich op de klassieke oorlogsromans van WF Hermans: ‘De tranen der acacia’s’, ‘Ik heb altijd gelijk’ en ‘De donkere kamer van Damokles’. Otterspeer is geen literator, geen biograaf. Wel is hij een uitermate geïnteresseerde graver, een analyticus en constructeur. Als biograaf loopt hij de kans te verzuipen in het materiaal dat hij mag gebruiken, dat is al zo ongeveer aangetoond. Hij doet, als ik hem vanavond zo hoor, bijna aan close reading. Maar dát gaat tijd kosten! Hoe dan ook, Otterspeer hield een inspirerend betoog over talloze dualistische aspecten in het werk en de persoon van WF Hermans. De schrijver heeft tijdens de oorlogsjaren niet uitsluitend zijn verveling moeten ondergaan, er werd vooral ook de basis gelegd voor de manier waarop hij zijn romans vorm wilde geven. Strijdende ideologieën, realisme versus surrealisme, conflicterende aspecten op alle gebied gaven een beeld van de zoekende schrijver, die zijn wereldbeeld in oorlogstijd ontwierp.

LH Wiener had een prachtig, persoonlijk relaas. Als beginnend schrijver stootte hij zijn neus bij WFH. Wiener verloochende zijn bewondering niet, ook niet na aperte afwijzingen door zijn idool. Langzaamaan heeft hij ontdekt dat de onwrikbare held, die Hermans voor hem was, herhaaldelijk dingen beweerde, die niet bij het beeld paste dat Wiener van de schrijver had. Waarom oppert zijn held de mogelijkheid van zelfmoord?…. Naar Parijs verhuizen was toch minderwaardig?….. Op de universiteit was je individuele vrijheid gewaarborgd!!!….. Allemaal uitspraken van Hermans die later kennelijk niet meer golden? Hermans als fenomenoloog!…… En dat alles voor een wetenschapper die strak vasthield aan de natuurwetenschappelijke wetten binnen het universitaire bedrijf.
Wiener was in maart 2022 te gast bij het literair TV programma Brommer op zee. Hij schreef (opnieuw) een brief aan Hermans. Hij een blauwtje gelopen met zijn eerste brief aan WFH, die zijn verhaal voor een literair tijdschrift te min vond. Hij schreef, dat de fascinatie voor de schrijver is begonnen bij het lezen van “Het behouden huis”. Ik onderging dat op zeventienjarige leeftijd precies zo.

Ad Fransen sloot de rij. Zijn boekje over Hermans’ Parijse periode ligt bij De Slegte. Jammer. Want zo komt er natuurlijk geen tweede druk met deze site als bronvermelding, zoals Fransen mij ooit beloofde. In het boek beschreef hij de droom van Hermans te verhuizen naar Parijs, maar ook de eenzaamheid die hij er later onderging. Dat aspect heeft Fransen deze avond niet belicht.
Tot slot
De interviews die Hermans in de loop der jaren gaf, werden meerdere malen genoemd en aangehaald. ‘Scheppend Nihilisme’ bevat de beste van de totaal om en nabij 65 interviews, zo werd beweerd. Dan zijn er toch nog Hermans-lezers die deze site niet kennen. Behalve Ad Fransen dan. Hij heeft dankbaar gebruik gemaakt van wat ik bijeenbracht aan interviews. Ik kom tot ongeveer 150 interviews! Nogal een verschil. En echt, daar zijn hele mooie bij.
Een gedenkwaardige, besloten en sympathieke avond, waarvan je het idee krijgt, dat Willem Frederik Hermans door vrijwilligers op poten wordt gehouden, door als kleine, gedreven club de juiste mensen uit te nodigen. Bovendien, merk ik, hoe moeilijk het is de belangstelling voor het werk van WF Hermans levend is te houden. Het WFH-i doet veel werk, maar lijkt het contact met lezers nog niet te kunnen verstevigen. De ‘Volledige werken’ verschijnen niet volgens planning. Het plan is ambitieus en dat vraagt nu eenmaal om hobbels op de weg. De biografie laat op zich wachten. De schatten van het Letterkundig Museum zijn beschikbaar voor de inzagegemachtigden, maar voorlopig onbereikbaar voor andere geïnteresseerden. ‘Hermans-magazine’ is binnenkort en afgelopen zaak. Misschien is de functie van deze site belangrijker dan ik dacht? Enige bezinning op de toekomst is op zijn plaats.
(foto’s van de tekeningen van Eric Coolen Nico Bennemeer, die geen Leica kon meenemen)
tentoonstelling
“Willem Frederik Hermans terug in Amsterdam”
OBA-Amsterdam
31 augustus 2011 – 30 november 2011

Sylvia Willink-Quiël 1981
Op 1 september 2011 is het 90 jaar geleden dat WF Hermans geboren werd in Amsterdam. Hij ging er op school, studeerde er, woonde in Amsterdam op kamers en promoveerde er. Menigeen zou zich voor eeuwig verbonden hebben aan de stad. Hermans niet: op de lagere school werd hij gepest, zijn middelbare school komt er in het oordeel van de schrijver niet best af. Zijn studietijd werd danig verstoord door de Tweede Wereldoorlog en zijn zus wordt op één van de eerste dagen van de bezetting dood gevonden met haar minnaar. Hermans haatte zijn grootmoeder die tegenover hem woonde, hij gruwelde van de krampachtige mentaliteit in zijn ouderlijk huis. Dan vertrekt hij naar Canada. Bij zijn terugkeer blijft het gevoel mislukt te zijn als schrijver over. Dan begint zich een twijfelachtige roem te ontwikkelen: Hermans valt op als iemand met een onverbiddelijke mening over van alles, maar vooral over de Nederlandse literatuur. Dat leidt tot bekendheid, maar ook tot heftige discussies rond de persoon van de schrijver. Liever wordt hij gemeden dan gelezen. ‘King Kong’ verdwijnt in een lade van een ambtenaar, Het heeft meer dan tien jaar geduurd voor het stuk werd opgevoerd (op 4 en 5 mei 1981).
En dan wordt Hermans door de gemeente Amsterdam in de ban gedaan. Zijn reis naar Zuid-Afrika (1983) wordt hem niet in dank afgenomen en druist in tegen het anti apartheidsbeleid van de gemeente. Hermans negeert de culturele boycot jegens Zuid-Afrika. Inmiddels heeft Hermans in o.m. Voorburg, Groningen, Haren, Parijs en in Brussel gewoond en is nooit teruggekeerd naar de stad waar zijn wortels liggen.
Als in 2005 het eerste deel van de ‘Volledige Werken’ wordt gepresenteerd, betuigt de burgemeester, Job Cohen, in de Nieuwe Kerk te Amsterdam openlijk spijt t.a.v. de destijds opgelegde sanctie. Bij de presentatie van het boekenweekgeschenk in 1993 waren daar al de voortekenen van.
WF Hermans is weer welkom in Amsterdam. Maar in 1995 overlijdt hij in Utrecht en wordt daar ook gecremeerd.
Verzamelaars van het werk van WF Hermans namen het initiatief een tentoonstelling samen te stellen met als motief: ‘De terugkeer naar Amsterdam’.
Wie met eigen auto ooit Parijs bezocht, moet het gevoel gehad hebben dat op het moment van het passeren van de stadsgrens er noodzakelijkerwijs aan de andere kant van de citadel een voertuig de stad moest verlaten om een minimale ruimte te creëren om mee te kunnen racen over één van de vele avenues. De kans dat je kennis kon maken met die bestuurder aan gene zijde van de stad was nihil.
Wie op 1 september de OBA bezocht met het idee in de Revezaal op de tweede verdieping eindelijk eens de tentoongestelde relikwieën van Gerard Reve te bekijken, herinnert zich ongetwijfeld die Parijse ervaring. Reve heeft het veld moeten ruimen voor de verzameling Hermans topstukken die door drie verzamelaars bijeengebracht zijn.

Bezoekers ontdekten, dat er weinig Reve te vinden was. Het brievenboek Hermans-Reve natuurlijk en de fotoshoot van Cas Oorthuys met beide schrijvers op de daken van Amsterdamse panden. En dan zal het kwartje vallen. 1 September, de geboortedag van WF Hermans! Reve heeft even de stad verlaten om Hermans alle ruimte te gunnen. In dit geval weten we dus precies wie de aftocht blies, in tegenstelling tot de Parijse metafoor. En laten we wel wezen, Reve werd niet verbannen uit de stad, wat Hermans wel overkwam.

Een pashokje ontbrak op de tentoonstelling. Het rokkostuum dat Hermans droeg bij zijn promotie kan er blijven hangen: Reve was paranymph. De OBA heeft het initiatief van de drie verzamelaars, hun rijkdommen aan het grote publiek te tonen, welwillend omarmd.
Er was voor een passende entree gezorgd. Patrick Hopper speelde o.a. ‘Saltarelle’ van Alkan. Een stuk voor virtuoze pianisten. In ‘Au pair’ blijkt Hermans goed te weten hoe prachtig dit stuk gecomponeerd is. Op de Kawai piano in de hal van de bibliotheek klonk het niet als uit een Steinway vleugel in een theaterzaal, moet ik zeggen.
In de openingstoespraak van Hans van Velzen, directeur van de OBA, werd duidelijk van waaruit de gastvrije houding is ontstaan. Het was de Openbare Bibliotheek Amsterdam die een lans heeft gebroken voor het opheffen van de banvloek jegens WF Hermans naar aanleiding van zijn bezoek aan Zuid-Afrika in 1983. En, gevoelig voor elk bijzonder boekje, memoreerde hij nog even het bestaan van het paarse ‘Bij de dood van WF Hermans’, dat Reve produceerde. De uiteindelijke verwijdering tussen Reve en Hermans door van elkaar verschillende literaire inzichten, heeft het niet gewonnen van de sterke verwantschap die er ook is geweest bij het besluit aan de tijdelijke tentoonstelling de ruimte te bieden, die normaal gesproken geheel aan Reve gewijd is.
Joost Glerum, één van de drie samenstellers, leidde de tentoonstelling in. Zijn passie is duidelijk. Het Hermans-universum is zo groot, dat het onmogelijk is alles te vergaren. Dat maakt de koorts alleen maar heftiger. Ooit heeft Joost begrepen dat het verzamelen van kurken van champagneflessen niet tot dezelfde voldoening leiden kan. Daar is hij mee gestopt, zonder de champagne zelf af te zweren, zo mag ik aannemen. Mijn lijst van nog ontbrekende publicaties, foto’s, bibliofiele uitgaven en ga zo maar door, is veel, veel langer dan die van Joost Glerum. Voor mij is die lijst, door Joost naar mij doorgemaild een verzamelobject op zich, kan ik u verzekeren!
De werkelijke opening werd verricht door Sylvia Willink-Quiël, de maker van de bronzen kop van WF Hermans. De kop van “wilskrachtig brons”, zo karakteriseert Het Parool van 31 augustus haar kunstwerk, werd (opnieuw) onthuld. Applaus volgde, en terecht. Nooit eerder, als het om WF Hermans ging, was ik getuige van een openingstoespraak die zo persoonlijk, betrokken, helder, warm, invoelend en voor iedereen herkenbaar was. De contacten die de Willinks en de Hermansen onderhielden waren gestoeld op een hechte vriendschap. Geen enkele toespeling op een weerbarstig karakter van de schrijver. In tegendeel: wie bereid is zwerfkatten een nieuw onderdak te bieden, kan geen slecht mens zijn. Willink en Hermans waren beiden gefascineerd door de wijze waarop de werkelijkheid akelige verrassingen achterhoudt.

Hermans had grote waardering voor het essay ‘De schilderkunst in een kritiek stadium’, dat Willink in 1950 schreef. In 1981 verscheen het in boekvorm, nu aangevuld met ‘De lange broek als mijlpaal in de cultuur’, een bijdrage van WF Hermans, 1951.
Sylvia Quiël vermeed, zo concludeerde ik, bewust het stigma van het magisch realist zijn. Zij verwoordde dat aspect veel persoonlijker. Zo kon zij de toehoorders de warmte die zij zelf heeft ervaren bij de bezoeken aan de familie Hermans veel beter en op ontroerende wijze overbrengen. Hermans viel bij de sessies die nodig waren de bronzen kop van hem te vervaardigen in slaap. Dat, zo bleek uit haar verhaal, heeft bijgedragen tot het verbluffend lijkende resultaat. “Ik kon op die momenten van heel dichtbij allerlei details van zijn gezicht beter bekijken”. Het eerste resultaat was nagenoeg perfect en behoefde nauwelijks nog veranderingen.
Iedereen was er. Nou ja, iedereen… Iedereen is zich bewust van het feit dat na jaren gesteggel, in kampen denken lijkt te horen bij alle Hermansactiviteiten. WFH-i, Hermans-magazine, proefschriftschrijvers, verzamelaars, niet iedereen gaat door dezelfde deur. Frans A Jansen was er, Rob Delvigne, Sonja Pos ook. Mogelijk heeft wel iedereen ervaren dat het initiatief van de verzamelaars absoluut bijdraagt aan het onderhouden en stimuleren van de belangstelling voor het werk van WF Hermans, een initiatief dat niet alleen is voorbehouden aan degenen die er niet waren en ongetwijfeld op afstand blij zijn met dit initiatief. Ik was er wel.
Er was het e.e.a. aan publieksmateriaal te zien, met o.m. een Hermanswandeling, compleet met plattegrond. En een gemankeerd vragenspelletje. Daar begreep ik iets niet van. De vragen zijn genummerd van 1 t/m 10, de antwoorden, op z’n kop afgedrukt om spieken te voorkomen, hebben de nummers 11 t/m 20. En dan, vraag 1, alias 11, wordt bij de oplossingen fout beantwoord. De Wolkenkrabber op het Victorieplein komt toch echt uit ‘De tranen der acacia’s’ en niet uit ‘De donkere kamer van Damokles’. Het antwoord is dus C in plaats van A.


Vraag 7, alias 17 veronderstelt de stopzetting van de fototentoonstelling van Hermans’ foto’s in het Stedelijk Museum in 1986. De tentoonstelling bleef open. Hier het Volkskrant artikel van 3 oktober 1986 dat vertelt dat van voortijdige sluiting geen sprake was

Nee, dan deze vragen en antwoorden. Dit fraaie boekje werd ter gelegenheid van de tentoonstelling op geschept papier, met watermerk “INGRES-HOLLAND” In een oplaag van 100 exemplaren vervaardigd en aan bezoekers bij de opening ter beschikking gesteld. Het bevat de vragen van raadslid J.Ph.A. van Dijk aan de gemeenteraad van Amsterdam rond de Hermans-fototentoonstelling in het Stedelijk Museum, die, zo wil hij weten, mogelijk nooit had moeten worden georganiseerd.
Maar ook de vragen van A.J. Holvast die ermee aandringt op opheffing van de banvloek. Het is inmiddels 28 januari 1993. Hermans is dan zes jaar persona non grata geweest en de relevantie voor een culturele boycot jegens Zuid-Afrika is er niet meer.
De antwoorden zijn zo formeel, dat echte standpunten en argumenten over de kwestie net niet worden gegeven. Zo kon de spijtbetuiging nog lang op zich laten wachten.


Of er voor mij nog iets interessants bij zat? Ik dacht het wel: wat heb ik veel niet. Neem nou de rode IBM, waar Hermans meters roman mee schreef. Of deze werkjes. ‘Ruisend gruis’ met venstertje met…… ruisend gruis, bedacht door Sylvia Cristel. En dan ‘De hemelvaart der dwaze maagden’. Ik ben er nooit achteraan gegaan. Zinloos, want dit typoscript heeft maar één exemplaar! Maar ik heb wel de catalogustekst van het antiquariaat die het enkele jaren geleden verkocht. De doos stamt uit 1945. Het moest een blijspel worden op rijm, met zang en dans. Hermans liet het achter bij Juusje Hartman, met wie hij toendertijd een blij spel had.

Nog tijdens de tentoonstelling in de Volkskrant, 17 september 2011, een uitgebreid relaas van Willem Otterspeer. WF Hermans meldde zich in 1942 aan voor de Nederlandsche Kultuurkamer, zo blijkt uit de archieven van het NIOD. Een déjâ vu? En er is nog voldoende tijd de tentoonstelling stop te zetten. Hermans had er een beklemmende roman van gemaakt. De bevredigende afloop van de ene kwestie roept de volgende op. De commentaren die Hermans publiceerde over de houding van andere schrijvers tijdens de Tweede Wereldoorlog komen net even in een ander daglicht te staan. Ongetwijfeld is dit het begin van een polemiek, waarin uit de geschriften en interviews met WF Hermans zijn verweer moet worden gezeefd. Otterspeer ziet een eerste verklaring voor het besluit zich aan te melden: politiek interesseerde hem niet, Hermans wilde niet anders dan schrijver zijn, ook als hij daarvoor ‘zijn ziel aan de duivel moest verkopen’.


Nog geen twee maanden voor zijn dood schrijft Hermans een recensie over ‘De verrader. Leven en dood van Anton van der Waals’ van Auke Kok. Hij las het boek in één keer uit en was er lovend over.
W.F. HERMANS – IK HEB ALTIJD GELIJK
(1951 – 2011)
Tentoonstelling Heerlen

29-8-11 tot en met 23-10-11
Onder de toepasselijke titel ‘Ik heb altijd gelijk’, naar Hermans’ geruchtmakende roman uit 1951, stelt SCHUNCK* de ongenadige gelijkhebber en schrik van allen die ooit de moed hadden met hem te polemiseren centraal in een manifestatie met lezingen, debat, een tentoonstelling, film en een dinerarrangement.
Gastconservatoren Rob Bindels en Ben van Melick blikken terug op de kracht van Hermans’ omvangrijke en veelomvattende oeuvre. Als sprekers treden daarbij aan: biograaf Willem Otterspeer, literatuurhistoricus Ton Anbeek, critica Elsbeth Etty, romancier Christiaan Weijts, bezorger van de ‘Volledige Werken’ Peter Kegel en de vertalers Madla de Bruin-Hüblová en Daniel Cunin. Moderator is Leon Biessen.
Het symposium start om 13.00 uur en duurt tot 17.30 uur. Ter gelegenheid van deze Hermans-dag verschijnt een speciaal W.F. Hermans-cahier met documentatiemateriaal en achtergrondinformatie bij het programma. Vanaf 29 augustus verkrijgbaar in SCHUNCK*!
Programma symposium
12.30 Zaal geopend
13.00 Welkom
13.05 Introductie Leon Biessen, moderator
13.10 Inleiding Rob Bindels, gastconservator
13.20 Willem Otterspeer (biograaf)
13.50 Ton Anbeek (literatuurhistoricus)
14.20 Koffie met gebak
14.50 Het editeren en vertalen van WFH:
· Peter Kegel (projectleider Volledige Werken)
· Madla de Bruin-Hüblová (vertaalster Tsjechisch)
· Daniel Cunin (vertaler Frans)
16.00 Korte pauze
16.15 Elsbeth Etty (critica) en Christiaan Weijts (romancier)
17.15 Plenair debat / discussie + publieksvragen
17.30 Afsluiting
Mogelijkheid tot bezoek expositie
Toegang manifestatie: € 15,- (inclusief koffie / thee en gebak). Reserveren kan via www.schunck.nl
Tentoonstelling W.F. Hermans – Ik heb altijd gelijk (1951-2011)
Vanaf 29 augustus toont SCHUNCK* een tentoonstelling over W.F.Hermans. Het materiaal dat hoofdzakelijk afkomstig is uit de collectie van Piet Smeets, de Heerlense neerlandicus die in 2010 op 68-jarige leeftijd overleed, geeft een beeld van de diversiteit van het artistieke kunnen van de markante schrijver. Dus ook zijn wetenschappelijke arbeid en bemoeienis met de beeldende kunst komen aan bod. Daarnaast bevat de tentoonstelling unieke objecten van collectioneur Wim van der Beek en beeldmateriaal over én van W.F. Hermans, afkomstig uit de collecties van het Letterkundig Museum Den Haag en het Stedelijk Museum Amsterdam.
De tentoonstelling is gratis te bezoeken tijdens de openingsuren van de bibliotheek.
Ruby Tuesday lezing Max Pam
Op dinsdag 6 september geeft journalist/publicist Max Pam een Ruby Tuesday lezing rondom W.F. Hermans. De fascinatie van Max Pam voor W.F. Hermans resulteerde in 2006 in de documentaire ‘Een overgevoelige natuur’, die hij samen met Jan Bosdriesz maakte. Met hem reisde hij naar Finnmarken, om aan de hand van de roman ‘Nooit meer slapen’ in de voetsporen van Hermans te treden. Momenteel schrijft Pam o.m. columns voor de Volkskrant, Het Parool en Binnenlands Bestuur.
De lezing start om 20 u. Na afloop is er voldoende gelegenheid om het opgewaaide stof te laten neerdwarrelen en na te praten. In een informele setting, met een artistiek hapje van onze Curator Food en muzikaal vinyl / € 5,- inclusief Ruby Tuesday-tapa!
Filmvoorstelling: Als twee druppels water
Op dinsdag 20 september vertoont Filmhuis de Spiegel de film ‘Als twee druppels water’. In 1963 maakte regisseur Fons Rademakers de film ‘Als twee druppels water’, naar de roman ‘De donkere kamer van Damokles’ van W.F. Hermans. Hoewel Hermans het script aanvankelijk zelf schreef, ontstond tijdens de productie onenigheid tussen de auteur en de regisseur. Rademakers heeft het script uiteindelijk voltooid. De film start om 20.00 uur.
Tot slot:
Schunck heeft een bewonderenswaardig project gemaakt rond de shrijver WF Hermans, waar ik tot mijn grote spijt niet ben geweest. Alle bovenstaande evenementen vallen er bijna bij in het niet. En wat blijkt? Schunck spreekt in het WF Hermans-cahier zijn waardering uit over deze site:
Rob van Dijk: “wfhermans.net (nu: wfhermans.one), een creatie van Nico Bennemeer. Deze ietwat rommelig ogende site, door hemzelf getypeerd als “homepage waarbij je tussen de plaatjes door kunt lezen over een lezer van het werk van WF Hermans”, lijkt een beetje op de knipselmap die ik in de loop der jaren zelf aanlegde, maar dan vele malen beter gevuld. Je vindt er werkelijk van alles, waaronder vooral heel veel afbeeldingen van alle drukken, brochures, publicaties en affiches, maar ook een hele reeks krantenknipsels en briefkaarten.
Daarnaast kun je er verschillende interviews lezen, geordend per decennium. En los van alle curiosa, vind je natuurlijk bibliografische informatie over het werk van Hermans zelf. wfhermans.net (nu wfhermans.one), sinds 1 augustus 2000 zo’n 150.000 keer bekeken, is een schatkamer voor de affectionado, voor wie alles van de meester interessant is. Dat een en ander zodanig vormgegeven is, dat je na drie keer klikken niet meer precies weet waar je bent op de site, is geen bezwaar, maar eerder een voordeel, want je kijkt overal je ogen uit”.