(Auto)biografie van WFH

Biografie deel 1
Willem Otterspeer, biograaf
Biografie deel 2

Pas na april 1995, toen WF Hermans overleed, kon men met enige zekerheid zeggen dat een autobiografie nooit zou verschijnen. Zijn werk is overladen met feiten en situaties, die hij uit zijn eigen leven en omgeving een plek gaf in zijn romans en verhalen. Autobiografisch zijn ze echter niet. Vaak moest WF Hermans dit uitleggen aan interviewers die stonden te popelen de ware mens Willem Frederik Hermans te ontwarren uit zijn geschriften. Zijn ‘miskend’ zijn, zijn reis naar Finmarken, Canada, zijn Vondelparkbuurt, volgens velen bevat zijn werk verwijzingen naar eigen leven, naar eigen jeugd. Maar autobiografisch? “Neen”, is het antwoord van Hermans. En dat betekende een lange weg om tot een biografie te komen. Hier het vaak onfortuinlijke relaas over de totstandkoming en de frustraties rond het wordingsproces.

De ‘Fotobiografie’ uit 1969 en die uit 2003

Hermans beschikte na de dood van zijn vader over het familie-archief. Zijn afkomst, zijn prilste jeugd en zijn wordingsgeschiedenis trekken in vogelvlucht en met grove steken voorbij. Waar hij schrijver wordt, houdt de fotografische geschiedenis op. Oplage 2500 stuks.

Op “veler verzoek” wordt in 2003 een fotografische kloon gemaakt van de ‘Fotobiografie’. Zoek de verschillen. Eén verschil wil ik verklappen: kostte de eerste uitgave fl 49,50, de tweede moest op “veler verzoek” fl 165,00 (omgerekend) opbrengen. 1000 exemplaren, genummerd. Ik kan mij niet herinneren of dit alles op mijn verzoek……….

Nee, op niemands verzoek. Het is januari 2007. Op de site van De Bezige Bij (en Thomas Rap) wordt de ‘Fotobiografie’ aangeboden voor slechts 35 euro!!! Dat zal dan wel op veler verzoek zijn. Ik heb nu het gevoel dat mijn site enige zin heeft, zij het niet voor mijzelf.

De Jong (1986) schreef een uitgebreid essay – voegde drie interviews toe – over die verhalen, die werkelijke autobiografische feiten bevatten. Richard Simmillion is de hoofdpersoon die in een aantal verspreid verschenen verhalen voorkomt en flarden van de levensloop van WF Hermans personifieert. Een complete autobiografie zal er nooit komen. En ook als Hermans tot op het laatst had gewerkt aan zijn levensverhaal, dan zouden de eerste pennenstreken een andere sfeer ademen dan de laatste. Eigenlijk heeft de schrijver het genre nooit serieus  genomen en blijven wij afhankelijk van de biografen en hun interpretaties.

Van Straten kon niet wachten met het schrijven van een biografie, dan maar met fouten en wat overschrijfwerk. De goedzak: als niemand het doet, dan strijk ik met de eer van een primeur.  Proost!

De puntjes op de – i – zetten, dat moeten overigens toch anderen doen. Een prachtig voorbeeld van P. Sciarone over ‘Het grote medelijden’ leest u iets verderop.

Zes autobiografische geschriften van WF Hermans:

1. De elektriseermachine van Wimshurst 

in: ‘Een wonderkind of een total loss’, 1967
verfilmd door Eric van Zuylen


2. Waarom schrijven?

Nieuwjaarsgeschenk, 1983, herdrukt in 1984,
opg. in ‘De laatste roker’ 1991


3. Een toerist

in: Snoecks almanak 55, 1979
Dit verhaal verscheen nimmer in boekvorm tot………


4. Afscheid van Canada

in: ‘De laatste roker’ 1991


5. Het grote medelijden

in: ‘Een wonderkind of een total loss’, 1967

Aantekening over ‘Het grote medelijden’

door: Paul Sciarone (febr. 2012)

Het verhaal ‘Het grote medelijden’ In: ‘Een wonderkind of een total loss’, speelt in het jaar 1956, zoals Martien J.G. de Jong heeft vastgesteld in zijn essay ‘De waarheid (?) omtrent Richard Simmillion’ (1986). Richard reist vanaf het Gare du Nord naar het metrostation Strasbourg-St.Denis, waar hij overstapt op de metrolijn richting Pont de Sèvres en vervolgens uitstapt op de halte La Muette. Hij wandelt via boulevard Emile Auger, boulevard Jules Sandeau naar de rue Octave Feuillet, waar hij een bezoek brengt aan zijn zwager.

In het pand op het betreffende adres 14, rue Octave Feuillet was sinds 1948 de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging bij de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (OEES) gevestigd. De zwager van Wim, drs. Tj.A. Meurs, werkte daar in de jaren 1956-58. Zijn huisadres was 3, rue des Terres Fortes in Saint Cloud.

De metroreis en de wandeling zoals door WFH beschreven, komt geheel overeen met de werkelijkheid. Dat geldt ook voor « de dubbele deur die berekend is op een postkoets » (‘Een wonderkind of een total loss’ p.191).

Maar boven die poort waren waarschijnlijk niet een maar drie vlaggenstokken aan de gevel bevestigd, aangezien vanaf de oprichting van de OEES de drie permanente vertegenwoordigingen van België, Nederland en Luxemburg in het pand waren gevestigd. Ieder met een eigen vlaggenstok.

Wat evenmin strookt met de werkelijkheid is de tekst op de koperen plaat op de deur (p.191), waarop hoogst waarschijnlijk heeft gestaan : « Mission permanente des Pays-Bas auprès de l’Organisation pour la Coopération Economique Européenne ».

Tenslotte wordt op p. 203 gesproken over Spierenburg. In de periode mei 1948 – december 1949 was Dirk Spierenburg de Nederlandse Permanente Vertenwoordiger bij de OEES en dus de baas van Meurs.

In diverse publicaties over WFH, zoals de biografie gepubliceerd door Hans van Straten en de artikelen van Ad Fransen in HP/De Tijd, wordt beweerd dat Tj.A. Meurs werkte op de Nederlandse Ambassade of bij de OEES. Dat is dus niet juist. Meurs werkte op de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging bij de OEES (PV OEES). De OEES ging in 1960 over in de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en daarmee veranderde PV OEES in PV OESO. Ik werkte op de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging bij de OESO van 1997 tot 2003, in het pand met de drie vlaggenstokken.

Mede gezien het grote belang dat WFH aan de waarheid hechtte, wilde ik dit rechtzetten.

(foto’s: P. Sciarone)


6. Dood en weggeraakt 

bibliofiele uitg. Ziggurat, 1980
opg. in: ‘De laatste roker’ 1991


Richard Simmillion, een onvoltooide autobiografie

De zes autobiografische fragmenten werden in één band bijeengestoken en op 27 april 2005 door De Bezige Bij gepresenteerd. Een waardige postume uitgave, die in tegenstelling tot bv. ‘De weerspannige slaper’ iets toevoegt in plaats van herhaalt. Hoewel uitgenodigd,  ik kon er niet bij zijn.

Op diezelfde datum verschijnt ook een tweede Hermanssite op het internet: www.willemfrederikhermans.nl. Lang verwacht. De grote broer van deze site. De wetenschappelijke tak van de familie, zal ik maar zeggen. We komen bij elkaar op onze verjaardagen. U blijft toch op de mijne komen hoop ik?

Hermans-biografie van Willem Otterspeer

Willem Otterspeer en Hans Renders
(foto: Nico Bennemeer)

Iedereen was er: De redacteuren van het Hermans-magazine, zo ook de peetvader van de Hermans-verzameltijdschriften, Tonnie Luiken, de verzamelaars zelf: 20 november 2002 bijeen in het Parooltheater, 35 klapstoeltjes en een podium van 4 m2. Het massaal toegestroomde publiek kan niet langer wachten: de biograaf Willem Otterspeer moet zijn plannen onthullen. Daar heeft de hermansadept recht op. Tijdens het vraaggesprek tussen Hans Renders en Willem Otterspeer werd de zaal af en toe geraadpleegd als het over details ging in het werk van WF Hermans. Goed ingeschat: naam en straat van het bordeel waar Arthur Muttah zijn toevlucht zoekt in ‘De tranen der Acacias’, worden moeiteloos opgehoest. Geen kunst natuurlijk, we zaten er op nog geen steenworp afstand vandaan.

“Geen idee”, zegt Otterspeer,  als Hans Renders hem vraagt wat het leidend motto, of de titel zal zijn van de biografie van WF Hermans. Volledig onderkoeld, maar met sigaar, onthult Otterspeer dat het een biografie wordt met een wetenschappelijke benadering. De bastaarden van Hermans, zijn minnaressen, zijn niet interessant. En gelukkig maar. Otterspeer denkt genoeg materiaal te vinden om de worsteling die Hermans zijn leven lang voerde, te verbinden met zijn werk en zijn visie. Was het betoog deze avond misschien gortdroog, Otterspeer weet na afloop van het vraaggesprek vol vuur te vertellen hoezeer Hermans’ verbeten zelfreflexie richting heeft gegeven aan zijn literaire nalatenschap. “Hij was vooral geïnteresseerd in zichzelf”. Welke strijd voerde Hermans, toen hij JB Charles schreef, dat hij het gevoel had met zijn voet in een berenklem te zitten en die af te moeten hakken om in zijn leven een wezenlijke stap te kunnen zetten? Kijk dát zijn nou onthullingen! En we moeten nog tot 2005 wachten op het resultaat.

Oh ja, op het eind van de avond leek er toch nog een thema te ontstaan: “Klets mee over Kets Vree”. Otterspeer hoefde geen antwoord te geven op de vraag waarom zij nu juist mede redactie pleegt op het uitbrengen van de ‘Volledige werken’ van Hermans, terwijl Hermans haar bemoeienis met de vijfde druk van de Max Havelaar verfoeide. Toch wilde Otterspeer benadrukken dat er zelden zorgvuldiger werd gewerkt dan bij de totstandkoming van de uitgave van Hermans’ complete oeuvre. Geen fouten dus? Geen verkeerde keuzes? Het heeft geen zin te protesteren. Interessant blijft de vraag waarom de erven Hermans de medewerking van mevr. Kets-Vree hebben aanvaard. 

Enfin, Hans Renders weet nu dat de titels van de hoofdstukken van de biografie geen krantenkoppen zullen zijn. Ieder zijn vak zou ik zeggen. Toch zullen de ‘kwesties’ rond WF Hermans, waar zij relevant zijn voor zijn schrijverschap in de biografie, wel opduiken, zij het niet als object van onderzoek zelf. Na die van Otterspeer weer een andere benadering hoor ik: een nieuwe fotobiografie, een goede keus voor een andere benadering.

Als ik ooit moet getuigen in een strengbeveiligde bunker, laten we zeggen in Amsterdam Osdorp of zo, dan hoop ik de biografie over Willem Otterspeer helemaal af te hebben. Met alle beloften die hij ooit deed erin. Dan is nu de vraag wie er eerder klaar is. Hij met zijn studie biologie of ik. Een kat in de zak, die Otterspeer?

En nu nog eens wat. Geeft Otterspeer nu zelf de reden aan waarom we zo lang wachten op de Hermansbiografie? In dit bundeltje lijkt het daar verdacht veel op. Neem het volgende fragment op blz 8:

“Laat ik eerst de katten aan u voorstellen. Ik heb ze misschien niet allemaal achterhaald en van degene die ik van naam en toenaam ken, kan ik lang niet altijd een bevredigende biografie geven”.

Een biografie over de katten van WF Hermans? Maar daar zitten we toch niet op te wachten? Hoe heet dat toch maar weer in de psychologie, als je alsmaar niet kunt beginnen aan de opdracht die je gesteld werd en voortdurend eerst andere dingen vindt te moeten doen voor je aan de klus begint? Is het nog te moeilijk om de stap te wagen? Ik dacht het wel. Lees maar eens mee, ook op blz 8:

“Maar je kunt je ook afvragen hoe het komt dat feit en fictie bij Hermans zo onontwarbaar zijn…..”

Kijk dat is de reden. Daarom schuift Otterspeer het schrijven van de biografie voor zich uit. In mei komt de briefwisseling Hermans-Kousbroek, bijeengebracht door, jawel, door wie ook weer? Door Otterspeer. En wie blz 7 leest, begrijpt over welke twee personen hij nu bezig is met een biografie:

“Alles wat Willem Frederik Hermans schreef, ging over hem zelf. Dit is geen vondst, het is een constatering. Je kunt vervolgens doen wat de kneusjes van het Hermans-magazine doen: de fictie verdunnen tot roddel, de feiten verdikken tot stank. (Dit is een kat.)”

Ik zie met weinig enthousiasme de biografieën over de katten van de familie Hermans, over Rudy KousbroekBob Polak en Dirk Baartse tegemoet. En daarna, ben ik bang, ben ik aan de beurt? Het had een aardig boekje kunnen zijn. Maar ik kan het toch niet waarderen dat Willem Otterspeer, geïnspireerd door zijn onderwerp, het nodig vindt in zijn inleiding een gerichte kat uit te delen.  Eenvoudigweg omdat het niets bijdraagt aan zijn betoog en daarom volstrekt overbodig gemopper is. Wat mij betreft verdient dit boekje de titel:

“De kat van ome Willem”

Ben ik nou niet te muggenzifterig bezig, bedacht ik mij na bovenstaande kinderachtigheden? Maar dan kom je op de Beurs van kleine uitgevers in Paradiso op 6 december 2009 Piet Schreuders tegen. Hij stelde de mooie plaatjes van de poezen en de poezen-ansichtkaarten ter beschikking voor Otterspeer’s boekje. Daar is Piet helemaal niet moeilijk in, weet ik uit ervaring. Maar het resultaat is, dat hij  helemaal niet tevreden is: de herkomst en oorsprong van Schreuders poezenkrant wordt niet geëxpliciteerd, teksten worden gebruikt zonder ruggespraak, bij de kattencartoon, waarbij oorspronkelijk de namen van Nuis en Rubinstein vermeld waren, weet niemand waar de angel van de grap zit, omdat die namen zijn weggelaten, enz. Piet Schreuders is verbaasd over de slordigheid, waarmee Otterspeer, die hij overigens uitdrukkelijk altijd hoog achtte, zijn bronnen documenteert. In deze poezenkrant nr. 54 zet Piet Schreuders zijn teleurstellingen op een rijtje. En er is weer een titel die door mijn hoofd speelt:

“De kater van Piet Schreuders”

piëzografie van Eric J. Coolen

Hermans is duidelijk not amused. Je ziet het hem denken: “Haal je handen nu eens uit die zakken en ga met die biografie aan de slag!”  WF Hermans veertien jaar dood en Otterspeer leeft met een belofte van zeven jaren oud. Of komt hij op 23 oktober 2009 in de Janskerk te Haarlem met nieuws? Het zou me verbazen.

Witte rook? Op de Hermans-avond doet Otterspeer inderdaad een uitspraak over de termijn waarin de biografie te verwachten valt: nu over anderhalf jaar. Dat is dus april 2011. Maar is dat plan nog voor het besluit de pensioengerechtigde leeftijd te verleggen gemaakt of erna?

Mei 2012. Tijdens de Hermans-discussie over Oorlogsmythen van Ewoud Kieft in Utrecht weet Otterspeer er weer twee jaar bij te praten: 2013 wordt het. De titel heeft hij al…: ‘De mislukkingskunstenaar’.

Ongekend is de productie van Otterspeer in ieder geval wel. In maart 2010 ligt dit werkje in de boekhandel. Zijn speurwerk leidde Otterspeer aanvankelijk naar de brieven van Hermans, aan Reve, aan Kousbroek en mogelijk ook aan Gils, Van Oorschot en anderen. De studie die heeft geleid tot dit boek moet haast wel een vingeroefening zijn voor de biografie. Hier gaat het, zo schat ik in, om de grens tussen fictie en autobiografie. Hermans’ verblijf in Canada is ongetwijfeld een periode geweest waarin hij, ver van huis, nieuwe wegen bewandelde, zijn keuzes overdacht en bijstelde. Mij zou het niet verbazen als de autobiografische teksten op deze pagina genoemd, worden uitgebreid met meer stukken uit de Canadese tijd die de veelbelovende jonge (Her)man(s) schreef. Otterspeer beschrijft in dit boek zijn ontdekkingen en conclusies en levert het bewijs voor een literaire moord. In maart 2010 weten we meer.

21 maart 2010, 17.40 uur, Kunststof TV.

Willem Otterspeer en Sanne Wallis de Vries zijn te gast. Mijn verwachtingen blijken aardig te kloppen. Otterspeer heeft tijdens zijn reis in de voetsporen van Hermans in Canada (en de VS) ervaren hoezeer persoonlijke ervaringen van Hermans zijn eigen fictie hebben veroorzaakt. De scheiding tussen autobiofrafie en verhaal zijn nauwelijks te trekken. Otterspeer kon met Hermans’ verhaal ‘Een veelbelovende jonge man’ (uit: ‘Een landingspoging op Newfoundland’) in de hand, de sporen van Hermans’ verblijf feilloos terug vinden. Tijdens de uitzending werden daar jammer genoeg geen voorbeelden van gegeven. De minibiografie ‘Hermans in hout’ gaf aanleiding tot vragen over de grote biografie van Otterspeer, die in twee delen in september 2011 en 2012 te verwachten zijn. Even was mevrouw Annemarie Kets-Vree te zien bij de kartonnen dozen die deel uitmaken van het omvangrijke Hermansarchief, dat mogelijk pas na de inspanningen van Willem Otterspeer toegankelijk wordt voor nieuwe biografen. Hermans bewaarde alles. Er was zelfs een doos waarop de inhoud werd aangeduid met de kwalificatie “gekken”. En dan maakt Otterspeer weer de fout, die hij ook al maakte in het kattenboekje ‘De geur van een pasgestoomde deken’. Wat denk je dat er in die doos bewaard werd? “Hermans-magazine!” Een doos met Hermans-magazine? Ook al zou Hermans alles van dat tijdschrift in bezit hebben gehad, vooruit, aangevuld met de voorloper ‘WFH-Verzamelkrant’, dan zou alles in drie akte-enveloppen passen. Hermans stierf in 1995. Meer dan twee jaargangen kon hij dus niet verzameld hebben van H-m.

Ik was benieuwd naar veel meer “gekken”, niet in de laatste plaats omdat ‘Door gevaarlijke gekken omringd’ ongetwijfeld een veelheid aan archiefmateriaal moet hebben opgeleverd bij de voorbereidingen van dit boek uit 1988. Hoeveel Bijkaart brieven waren er niet die de gekken van Hermans ten tonele voerden? Maar niets daarover. Otterspeer lijkt zichzelf achtervolgd te voelen door de makers van de Hermans tijdschriften. Wie van de kijkers kent Hermans-magazine, wie weet dat er juridische stappen tegen ene Tonnie Luiken zijn ondernomen? Opnieuw overbodige informatie en dus oninteressant.

Otterspeer heeft de stellige overtuiging, dat alles wat WF Hermans ondernam en beleefde ten dienste stond van alles wat hij schreef, maar vooral schreef om de mislukking van elke onderneming te benadrukken. Zijn terugkeer naar Nederland moest aantonen hoezeer Hermans veróórdeeld was tot Nederland. Hier wíllen mislukken werd Hermans’ levenswerk. De presentator van het programma kon dat maar niet snappen: “Hermans is toch de beste schrijver die Nederland heeft voortgebracht? Is dat mislukken?”

Sanne Wallis de Vries had in een kort beeldfragment uit het boekenprogramma van Adriaan van Dis heel snel opgepikt, dat WF Hermans genoot van zijn oppermachtige positie ten opzichte van de interviewer: “Maar meneer Hermans, dit is een vraaggesprek…”, “…nee, dit is een vertelgesprek van mijn kant….”. En dan komt die andere kant van WF Hermans naar voren. “Ik maak op mijzelf altijd een vrolijker indruk dan op anderen”.

Al met al was de uitzending oppervlakkig en werd er weinig spectaculairs gemeld over het boek dat Otterspeer over Hermans’ verblijf in Canada schreef. Geen dilemma’s, geen literaire moord. Dat alles moeten we dan maar gaan lezen in ‘Hermans in hout’.

Het is maart 2013. In de zomergids van De Bezige Bij wordt de biografie eindelijk aangekondigd voor september 2013: ‘Een groots moment voor Hermanslezers, een mijlpaal voor de Nederlandse literatuur’. Deel 1 beslaat de periode 1921-1952. De studie wordt als opzienbarend gezien. Een boek dat veel discussie zal losmaken.

Otterspeer beloofde in 2001 een ‘intellectuele biografie’. Als historicus kon hij bijna niet anders dan zich in te graven in een inmens Hermans-archief. Dat leverde al veel publicaties op: ‘Hermans in hout’, ‘Verscheur deze brief, ik vertel veel te veel’, ‘De geur van een pasgestoomde deken’. Daarnaast waren er de tussendoortjes in dag- en weekbladen, die ons wakker hielden.

Aan de lichaamstaal valt af te lezen, dat het is geworden wat hij beloofde? We gaan het lezen! Een verrassend licht op Hermans’ persoonlijkheid…. Ook nog psycholoog dus. Kortom: de geslaagde biograaf Willem Otterspeer beschrijft de mislukkingskunstenaar Willem Frederik Hermans. Verschil moet er zijn.

De Volkskrant, 20 November 2013

De hel breekt los. Het boek is nog niet gepresenteerd als duidelijk wordt, dat zo’n beetje iedereen in de Heilige Hermans Kerk er afstand van neemt. De scheuring is compleet. Max Pam (hem werd niet gevraagd een biografie te schrijven) laat geen spaan heel van het langverwachte werk van Otterspeer. Wat nou intellectuele biografie? Otterspeer verliest zich in onnozele details, biedt geen nieuwe wetenschappelijke kijk op Hermans’ werk, gaat slordig om met bronnen enz.

Het WFH-i en het Huygens Instituut zien het eerste deel van De mislukkingskunstenaar als totale mislukking en zitten natuurlijk met Otterspeer in de maag. Gielkens en Kegel die het filologisch werk voor de Volledige werken leveren, tellen vele fouten in de biografie.

Raymond Benders, voorheen voorzitter van het WFH-i, heeft geen goed woord over voor het werk van Otterspeer: “Een gemiste kans”. De biograaf heeft zijn belofte niet waargemaakt. Publicatie wordt uitgesteld, maar is natuurlijk niet tegen te houden.

En Otterspeer? Die mept natuurlijk terug. Beticht Pam van rancune en roddel, waar hij ook al Bob Polak en Dirk Baartse van beschuldigde in zijn poezenboekje. Verwijt Gielkens en Kegel, dat zij zelf talloze fouten in de Volledige werken lieten staan. N.b. wordt, dit keer niet eens met tegenzin, het Hermans-magazine als bron vermeld. Benders wordt de ‘gelubde variant’ op het weduwschap genoemd. Opmerkelijk ook is Otterspeers insinuatie dat Benders en zijn opvolger niet samen door één deur gaan. Als kat in het nauw zal Otterspeer het niet nalaten d.m.v. zijn suggestieve opmerkingen te trachten iedereen tegen elkaar op te zetten. Compleet met koosnaampjes als ‘Pammetje Pet’ of ‘operettefiguur’. Als je eenmaal op dat niveau bent aangeland, is er geen houden meer aan, vrees ik.

Kortom, De Tweede Hermans Oorlog is begonnen. Otterspeer, historicus, zal er ongetwijfeld voor zorgen dat dat in de geschiedenisboekjes wordt opgenomen. Eerste Hermans Oorlog: 1945 – 1995, Tweede Hermans Oorlog: 2013 – ….

Op naar de Rode Hoed op 27 november. Kogelvrij vest aan, helm op, en als oorlogsverslaggever de camera mee. Je weet maar nooit of één van de ontstane kampen binnen zal dringen tijdens de presentatie van de biografie, die alleen de uitgever nog maar wil.

En deel twee van de biografie? Loopt Nop Maas zich al warm?

De presentatie van de biografie

(foto’s: Nico Bennemeer)

Na elf jaar wachten is de verschijning van de biografie eigenlijk per definitie eerder een anti-climax dan een hoogtepunt in het literaire landschap. De bevlogenheid die uit de woorden van Otterspeer sprak op die novemberavond in het Parooltheater 2002, waren wat mij betreft toen nog veelbelovend: “Hermans was iemand die zich voortdurend aan zijn eigen haren uit de modder probeerde te trekken en het gevoel had daarbij zijn eigen been te moeten afhakken”.  Dat wordt wat, was mijn conclusie. Die bevlogenheid is wel gebleven. Maar het hele traject staat bol van onnodige omzwervingen die Otterspeer maakte. Tijdens de rit verschenen brievenbundels met Reve, Kousbroek, dook een frivool kattenboekje op en werd een reis naar Canada ondernomen die leidde tot Hermans in hout. Daar begon mijn twijfel. De absolute conclusie, dat Hermans zich bij zijn terugkeer ten doel heeft gesteld mislukking als leidmotief voor zijn verdere leven te hanteren, heeft Otterspeer’s blik eerder vernauwd dan verruimd. Hoe uitgebreid de biografie ook is, hoe gedetailleerd ook, er is naar mijn gevoel sprake van een tunnelvisie. Ook een wetenschappelijke benadering is hiermee te veel op de achtergrond geraakt. De teleurstelling uit de monden van Hermanskenners, Pam, Benders (zie de Volkskrant, NRC vanaf 23 november), was te voorspellen. Te veel fouten en onjuiste conclusies. Bronvermeldingen zijn incompleet, enz.

In de Rode Hoed zitten voldoende toeschouwers, maar triest is, dat er ook velen ontbraken. Het hoogtepunt van de avond was niet de overhandiging van de biografie of het alles verklarende interview met Willem Otterspeer, maar de opvoering van De hemelvaart der dwaze maagden.

Zonder opponenten in de zaal was het een brave avond. De presentator en interviewer, Thomas van den Bergh, had nog de hoop op een spetterende gebeurtenis met staande ovatie. Henk Pröpper van de Bezige BIj, die ongetwijfeld niet blij is geweest met de vertragingen die het verschijnen van de biografie heeft opgelopen omdat er eerst nog vele fouten uitgehaald moesten worden, kan natuurlijk niets anders doen dan de biografie en de schrijver ervan bejubelen. Wat al het gekrakeel in ieder geval heeft opgeleverd is een tweede druk, die Pröpper vol trots kon aankondigen.

Tommy Wieringa had de meeste loftuitingen en bediende zich hier en daar van dezelfde flauwiteiten als die door Otterspeer waren gebezigd in de Volkskrant, maar nam er gelijkertijd ook afstand van. Een beetje onnodig en verstorend als je overtuigd bent van de excellente kwaliteit van de biografie.

Noch Otterspeer’s toespraak, noch het interview met de auteur bracht veel nieuws. Ook werd nauwelijks ingegaan op de kritiek van de afgelopen dagen. Misschien maar goed ook, want twee maal in de week met modder gooien wordt saai.

Carel van Eykelenburg, de huidige voorzitter van het WFH-i was zo edelmoedig aanwezig te zijn en had een opmerkelijke mededeling: “Het Hermansarchief gaat niet, zoals werd beweerd, voor de komende dertig jaar op slot: iedere onderzoeker is er welkom”. Hij zei er niet bij dat er dan wel een goed onderzoeksvoorstel moet zijn. En wie bepaalt dat? Petrus laat vast niet iedereen binnen…..

En dan de maagden! Een unieke gebeurtenis, vergelijkbaar met de opvoering van King Kong, 4 en 5 mei 1981 in Paradiso. De hemelvaart der dwaze maagden was voor velen onbekend werk van Hermans. Een eenaktertje, dat Hermans min of meer uit ballorigheid schreef. Nooit gepubliceerd, laat staan opgevoerd. In het bijzijn van anderen heeft de schrijver, rondspringend als een kikker, schaterend en wel, een scène voorgespeeld waarin met knijpkatten de podiumvloer moest worden verlicht. Het stuk werd in 1946 geschreven en er is een enkel exemplaar achtergebleven bij goede bekenden als Juusje Hartman. Onlangs dook het op bij de Hermanstentoonstelling in de OBA. Eerder al was het te koop bij een atiquariaat, voor duizenden euro’s.

Petrus ontvangt zo vlak na de oorlog bij de hemelpoort natuurlijk vele oorlogsslachtoffers. Maar wat moet hij met die Leonard, die liefst naar het aardse terug wil, naar zijn minnares, met wie hij samen werd doodgeschoten door de echtgenoot van zijn geliefde. En dan blijkt hoe corrupt die Petrus is.

Ik rookte een sigaretje buiten de hemelpoort van  de Rode Hoed en hoorde hoe de gelegenheidsgroep, studenten theaterkunde, filosofie, met de repetities zijn bezig geweest. (regie: Carel Alphenaar) Dezelfde hilariteit als die van WF Hermans indertijd.

Deze maagden, nou ja, bij wijze van spreken dan, moesten de boel in de hemel komen opvrolijken. En dat deden ze graag. Enfin het stuk wordt natuurlijk ooit opgenomen in de Volledige werken. Ga ik niet verklappen hoe het afloopt.

Het hele gezelschap was stomverbaasd over alle kennis rond WF Hermans, bijeen in de Rode Hoed, maar nog verbaasder over de geschiedenis van het stuk en de exclusiviteit er van, die zij niet vermoed had. Nog een kleine bijzonderheid? De heer in de Rode Jas, Carel Alphenaar,  speelde cello in King Kong, mei 1981. Wij hebben elkaar dus 32 jaar geleden ook ontmoet!

Terwijl Willem Otterspeer zijn signeerParker wegstopt legt Frans A Janssen uit, dat hij er niet zo zwaar aan tilt als andere Hermanscorifeeën, die niet kunnen leven met de teleurstellende wetenschappelijke kwaliteit en de vele fouten die Janssen n.b. zelf heeft helpen verbeteren. Uiteindelijk vindt hij dat de biografie veel waardevolle elementen bevat, goed leesbaar is, nieuw licht werpt op de alles bepalende dood van zus Cornelia en hoe Hermans in hart en nieren vooral schrijver wilde zijn. Wat is straks de conclusie? Dat Neerlands grootste schrijver na twee pogingen (die van Hans van Straten en Willem Otterspeer) geen deugdelijke biografie heeft gekregen? En wat is dan het vervolg? Zeker is dat er, naar mijn inschatting, geen derde poging zal worden ondernomen, tenzij er een geheel nieuwe benadering wordt gekozen voor een spectaculair project. Dan zijn we wel twintig jaar verder, ik 85 jaar maar hopelijk nog altijd betrokken.

Een zekere Otterspeer is niet zo’n klein beetje bij Lubl!

(plaatje ontbreekt: ../images/godvannl.jpg)

Nr. 10, jan-mrt 2014


Het is zo’n beetje vrijdag, visdag. Hoe komt het toch, dat ik een beetje trek heb in mosselen?
Nou, dat begrijpen alleen die mensen die ooit bij Lubl hebben gegeten.

Donderdag 20 maart 2014 werd in Literair café De Engelbewaarder in Amsterdam de tiende editie van De God van Nederland gepresenteerd. De opvolger van Hermans-magazine. Een zekere Bob Polak wijdde deze special geheel aan de biografie van ene Willem Otterspeer. Anders dan de errata van weleer, dit keer geen saaie lijst van verbeteringen, maar vele artikelen die alle zorgen voor een finale dolksteek. Otterspeer gespiest!

Het tijdschrift staat vol beschamende voorbeelden van de onvolkomenheden in de biografie. Zo langzamerhand is er niemand meer die nog gelooft in de kwaliteit van De mislukkingskunstenaar. De schrijfstijl had de biografie ’toegankelijk’ moeten maken. Otterspeer: “….een beetje biografie moet op zijn minst toegankelijk zijn…..”. Aha we zijn gewaarschuwd. Een beetje biografie…. verwacht er dus niet te veel van! En dan: “Alles mag, als het maar niet verveelt”. Alles mag, ja, dat hebben we gemerkt. Onvolledigheden, onjuistheden, slordigheden, het stikt er van. (zie pag. 11) En wist u dat “specialistische geleerdheid of exclusief taalgebruik zo’n boek er niet beter op maakt”? Nou en zo’n voorwoord leidt er toe dat het een boek wordt dat niet dat intellectuele karakter draagt dat Otterspeer meer dan een decennium terug beloofde. Geen exclusief taalgebruik dus. Nee maar wel somtijds bombastisch, te veel herhaalde woorden en constructies, humorloze grappen, personen die op onbeholpen wijze worden opgevoerd of zelfs gekleineerd (een zekere juffrouw Biegel, lerares biologie bijvoorbeeld, pag. 147)

In het interview dat een zekere Vic van de Reijt met die Polak hield, werd duidelijk dat elke evenwichtigheid ontbreekt. Aan onbelangrijke details wordt overmatige aandacht geschonken en de zaken die er toe doen ontbreken of worden als bijkomstigheden vermeld. Bronnen worden vergeten, niet ingezien, verkeerd geciteerd, verkeerd gelezen en de noten en het personenregister deugen niet.

Onder de aanwezigen een zekere Max Pam. Die heeft al in een vroeg stadium stevige kritiek geuit in de krant. Nog voor het boek bij de boekhandel lag. Daar heeft Otterspeer direct op gereageerd. Kennelijk vond hij zichzelf een erg Hermanse man, maar zijn stijl van polemiseren lijkt nergens op. Kinderachtigheden en katten, we zijn ze al eerder tegen gekomen. De verongelijkte Otterspeer wil graag een onaantastbare godenzoon zijn. En dan krijg je dat. Pam heeft na deze middag weer munitie voor een vervolg op zijn kritiek. Houd De Groene maar in de gaten. Na Pam zal een zekere Wim Berkelaar ook wel weer reageren.

v.l.n.r. Max Pam, Piet Schreruders, Rob Delvigne

Een andere aanwezige, een zekere Piet Schreuders, spreekt uit eigen ervaring als het om gebruik van bronnen gaat. Hij stelt uit eigen bezit materiaal ter beschikking, waar Otterspeer in zijn poezenboekje dankbaar gebruik van maakt. Misbruik is een beter woord. Enfin, u kunt het hierboven allemaal nog eens lezen.

v.l.n.r. Vic van de Reijt, Rob Delvigne, Bob Polak

Met een zekere Rob Delvigne en ene Pam bespreek ik nog de kwestie van de gesloten deuren van het Hermansarchief. Ook weer zo’n onzinnig verhaal van Otterspeer. De wens is de vader van de gedachte. Alleen de God Otterspeer mocht dat archief in. Voor anderen gaat de deur voor tientallen jaren op slot. Een zekere Gielkens en een even zekere Kegel van het Huygens Instituut verklaren dat iedereen met een goed onderzoeksplan welkom is. Maar is er geen sprake van een zware ballotage (zie foto)? Komt die zekere Delvigne er nog wel in na zijn Hermans-magazine verleden? Zo blijft deze kwestie dus nog onduidelijk.

“Bob Polak, kijk maar, hij is niet zo narrig”

Tijdens de presentatie wordt met een zekere deernis gesproken over de missers van Otterspeer. Hem valt een Groot Medelijden ten deel. In een meewarige stemming wordt helder dat het voor iedere betrokkene een trieste afloop is. Voor de schrijver van de biografie, die nu nog een tweede deel moet schrijven en van tevoren weet dat het een slechte ontvangst zal krijgen. Voor het WFH-i en het Huygens Instituut, die dachten dat de lat hoog genoeg gelegd was, voor de Erven Hermans en voor het aanzien van de Nederlandse literatuur, die nu nog maar één schrijver heeft: een zekere Multatuli.

Bij mij blijft het de vraag waarom na het verschijnen van Hermans in hout niet direct steviger aan de bel is getrokken. Dit werkje had één kwaliteit: zijn voorspellende kracht. Na het poezenboekje ging het licht bij mij volledig uit. Momenten waarop gereageerd had kunnen worden. Maar Otterspeer, hij ploegde voort.

Na een zekere Van Straten en Otterspeer kan ik mij niet voorstellen dat er een biograaf staat te trappelen om een nieuwe poging te wagen. Een zekere Miles Davis maakte de muziek bij de film Ascenseur pour l’échafaud (1957, later op LP met filmtracks) Het lot van de volgende biograaf: Lift naar het schavot.

Je moet er toch niet aan denken dat we het alleen met deze site moeten doen?

Ik kan mij voorstellen, dat bovenstaande nogal geheimzinnig is voor de niets vermoedende bezoeker van deze site. U stelt zich natuurlijk de vraag wat die sleutel: ‘bij Lubl’ – lees – ‘mislukt’ nu precies onthult. En, wie is de bewaarder van deze sleutel, al even raadselachtig. Bovenstaand fragment uit een agenda van WF Hermans maakt onderdeel uit van het grote Hermans archief dat beheerd wordt door het WFH-i, waar Willem Otterspeer eindeloos in heeft gespit. Vooral de vele brieven die Hermans bewaarde en de aantekeningen die hij maakte waren voor Otterspeer inspirerend, zo blijkt meermalen uit zijn biografie. En dan maakt Otterspeer de fout die inmiddels symbool staat voor zijn slordigheden. De biograaf leest:

T. om 12 uur toegewuift
T. afgehaald. poging mosselen te
eten bij lubl (uitverkocht)
T. mij naar universiteit gebracht”.

Maar in regel drie staat:

“eten mislukt (uitverkocht)”.

Overigens geen woord over de spelfout die Hermans maakte in ’toegewuifd’.

Het Huygens Instituut neemt in een uitgebreid artikel van Jan Gielkens en Peter Kegel afstand van de biografie. Klik op bovenstaande link. Daar kunt u het hele artikel lezen. Op het beschrijven van de hilarische blunder van Otterspeer na, zal er door Gielkens en Kegel met weinig plezier gewerkt zijn aan het artikel.

foto’s: een zekere Nico Bennemeer
agenda: archief Erven Hermans, Letterkundig Museum, beheer: WFH-i

Otterspeer, kat in het nauw

De Gids 1, 2014

Aanvankelijk leek de ontvangst van De Mislukkingskunstenaar positief. In zijn artikel Fout(jes) in vredestijd, De Gids 1, 30-01-2014, haalt de biograaf maar al te graag diverse recensenten aan die niet afwijzend waren t.o.v. de biografie. Nou ja, haalt aan, een kat in het nauw haalt uit.

En hoe doet Otterspeer dat? Hij kiest de veilige weg door geheel op zijn vakgebied te gaan zitten. Otterspeer is thuis in de geschiedenis van de universiteit. Hij vertelt ons nog eens dat geschiedschrijving en literatuur ooit wreed van elkaar gescheiden werden om de wetenschappelijke inzichten, regels en methodieken op de geschiedschrijving te kunnen toepassen. Of dat helemaal gelukt is valt te bezien. En wat dat heeft opgeleverd voor alle menswetenschappen is een interessante discussie. Maar al te graag lepelt Otterspeer de kern van de natuurwetenschappelijke benadering nog maar eens op, in de hoop dat wij al direct zullen roepen: “Neen, dat kan je historici toch niet aandoen?” Ik citeer: -Wetenschap… is een zaak van zo rijk mogelijke theorieën, geformuleerd in een zo doorzichtig mogelijke taal, ter verklaring van een zo groot mogelijk aantal verschijnselen en ter voorspelling van zo gedetailleerd mogelijke ontwikkelingen.- In dat keurslijf wil Otterspeer niet. Dat zelfs binnen de literatuurwetenschap dergelijke benaderingen zijn doorgedrongen, de filologie is daar een voobeeld van, is voor Otterspeer de doodsteek in de vrijheid van de literator. En, let wel, een historicus is in zijn ogen nog alijd een literator.

Ok, specialisaties binnen de literatuurwetenschappen hebben volgens Otterspeer wel winst in de diepte, maar evenzeer verlies in de breedte betekend. Eh….. Eh….. ik denk dat ik op het diagonale snijvlak tussen geschiedschrijving en literatuur ga zitten, let maar op!

Hoezeer het Otterspeer ook verdroten heeft dat er een strikte scheiding tussen literatuur en geschiedenis is gemaakt, mij heeft het enorm geholpen. Ik begreep niets van geschiedenis. Tot ik ontdekte dat elke dominee geschiedenis naar zijn eigen hand kon zetten, elke politicus, elke drogist desnoods. Ieder was zijn eigen norm. Op de katholieke basisschool werd Willem van Oranje nauwelijks genoemd, terwijl de protestanten hun kinderen hem als held voorschotelden. Pas toen mij duidelijk werd dat ‘de geschiedenis’ vanuit verschillende gezichtshoeken bezien en beschreven kon worden kon ik verbanden zien. Zo laat de geschiedenis zich door de bril van iemand die de sociaal-economische ontwikkeling onderzoekt anders beschrijven dan wanneer wordt gerkeken naar machtsverschuivingen die door oorlogen veroorzaakt wortden. Het mooie is, dat beide benaderingen over elkaar te schuiven zijn. Dat verschafte mij inzichten. Als beide wetenschappers zich dan ook nog min of meer houden aan de regels en afspraken uit het wetenschappelijk bedrijf, dan wordt de betrouwbaarheid en de inzichtelijkheid er mee gediend.

Maar Otterspeer laat zich geen regels stellen. Hij is literator en hoeft zich niets aan te trekken van de vormeisen vanuit de wetenschap. Hij mag schrijven wat hij wil, hij is zijn eigen norm. En omdat hij intellectueel is, is zijn biografie een intellectuele biografie, wat dat ook mag betekenen. Iedereen kan snappen dat je je zo onaantastbaar opstelt. Alle kritiek kan je op deze manier wegwimpelen Stel je toch eens voor dat het WFH-i dertien jaar geleden aan tien biografen dezelfde opdracht had gegeven: schrijf een biografie, gebruik je inlevingsvermogen, maak er een creatief proces van en kom met eigen interpretaties, alles mag. Dan waren er tien totaal verschillende boeken verschenen. Een doolhof van beweringen die nauwelijks nog overlappen. Allemaal egobio’s, die alleen hun eigen norm stellen.

Je kunt je ook voorstellen dat je op het snijvlak van geschiedenis en literatuur enerzijds je ideeën rond de persoon waarover je de biografie schrijft vorm geeft en dat je anderzijds probeert helder te zijn hoe je aan je conclusies komt. Er is niets op tegen je verhaal leesbaar te maken, invoelbaar, gedreven te zijn en tegelijkertijd de details rond je bronnen mee te geven in een register en in een geordende lijst van noten, zoals dat nu al jaren te doen gebruikelijk is, niet alleen in de wetenschap. Juist die gegevens verdragen geen slordigheid. En wat nog belangrijker is: ga als biograaf niet selectief te werk. Zorg er voor dat het hele spectrum aan gegevens, bronnen, getuigedeskundigen ter beschikking staat, graag voordat je je conclusies trekt.

Ach Willem Otterspeer weet dat ook allemaal wel, maar sprong slordig om met dit soort verwachtingen. Met dit essay (wat zijn de regels voor het schrijven van een essay ook al weer?) maakt hij één ding duidelijk: Recht praten wat krom is, doen alleen katten in het nauw.

De Groene Amsterdammer, 3 april 2014

Zes pagina’s commentaar op de biografie van Willem Otterspeer van Max Pam. Veel eerder had Pam, kennelijk met voorgevoel, nog beweerd, dat Otterspeer zijn proefballonnetjes (o.a. Hermans in hout) had laten verschijnen om met de reacties die daarop zouden volgen bijstellingen aan de biografie te kunnen doen. Een gezochte theorie, die inmiddels is ingehaald door de vele reacties die op de biografie zelf zijn gepubliceerd. Pam kan met al dat materiaal een definitieve conclusie trekken. En dat doet hij snoeihard. Zonder stoere taal, zonder enige arrogantie. Hij zet eenvoudigweg op een rij wie door Otterspeer is genegeerd: de mensen die Hermans persoonlijk hebben gekend en in de afgelopen 13 jaar zijn overleden. Ik noem Freddy de Vree, Hella Haasse, maar de lijst is veel, veel langer. Er is geen contact geweest met net zo’n lijst van mensen die nu nog in leven zijn. De uitgestoken hand van Hermanskenners als Frans A Janssen en Raymond Benders is niet gepakt. De meelezende filologen van het Huygens Instituut zijn weggezet als schapen. De nuchtere opsomming van missers is verbijsterend. Bestaat er zoiets als biografisch autisme?

Hermans’ zuster Corrie werd samen met haar minnaar Pieter Blind dood gevonden in de auto van de politieman Pieter aan de Zuidelijke Wandelweg. Beiden door het hoofd geschoten. Terecht wordt getwijfeld aan de hardnekkige gedachte dat beiden zelfmoord pleegden. Corrie droeg doorgaans de speld met het gebroken geweertje. Zeker zij had schrik voor elk wapengekletter. Hoe is die conversatie in de auto gegaan? “Weet je wat, ik schiet mij eerst voor de kop, dan neem jij je pistool en doe je hetzelfde. Dan zien wij elkaar zo weer in het hiernamaals.” Ben ik nou raar als ik beweer dat Pieter Blind als professioneel wapenbeheerder, een beetje in het nauw als politieman in dreigende oorlogstijd, het initiatief heeft gehad en voor hij zichzelf voor de kop schoot eerst vakkundig Corrie omlegde? Pam levert nog veel meer materiaal aan om aan te tonen dat WF Hermans zijn schrijverschap niet werkelijk begon met deze tragische gebeurtenis. Eigenlijk staat de hele biografie van Otterspeer daarmee op losse schroeven. Intellectuele biografie of een relaas vol inlegkunde, zeg het maar.

In februari 2015 wordt in pakhuis De Zwijger het tweede deel, De zanger van de wrok gepresenteerd. Het was toen rond 23 graden in zuid Spanje. Ik was er daarom niet bij. En waarover men niet spreken kan, daarover moet men zwijgen. Maar ja, via een wifiverbinding is het alsof je het allmaal van a tot z kunt volgen: Al snel had ik via een hotline met Raymond Benders en anderen een aantal recensies gelezen, de krant liet ik elektronisch bezorgen. Conclusie: ik heb niets gemist. Wat voor deel 1 gold, gold nu weer. Te veel in detail, te weinig gefundeerd en vooral gericht op het eigen gelijk van Willem Otterspeer. Toch ook weer complimenten aan de biograaf. Het boek leest lekker weg. En mensen die maar weinig van de persoonlijke aspecten wisten, waren blij met zo veel inkijkjes in het leven van de schrijver. Zie hier de overeenkomst met de roddelbladen. Het hoeft niet waar te zijn, als het maar heftig overkomt. De lijvigheid van de biografie heeft een positief aspect. De vele citaten uit het werk van WF Hermans zijn vaak boeiend en geven het boek de indruk dat Hermans zijn eigen biografie schrijft. Zo tonen echter veelal niet aan wat Otterspeer er mee wil bewijzen.

De Groene Amsterdammer, 5 maart 2015

Naast de talloze recensies hier een verademing. Misschien is het gemis in de biografie iets te lezen over de ontvangst van Hermans’ vele boeken dat een aantal publicisten gestimuleerd werd hun leeservaringen op te schrijven. Manon Uphoff, Herman Koch, Christiaan Weijts, Marjan Donner, en Merijn de Boer beschrijven naast de recensie van Christophe van Gerrewey hun leeservaringen met favoriete boeken van WFH. Tot mijn genoegen werd ook Het behouden huis daartoe gekozen. Mijn allereerste Hermans. En dat heb ik geweten ook! De ervaringen van Manon Uphoff waren niet anders dan de mijne.