Het Vrije Volk, 23/01/82
Frank van Dijl
Eens in de zoveel tijd, op zondagavond, legt lezend Nederland zijn boek terzijde omdat zich dan een van de zeldzame gelegenheden voordoet dat men schrijvers op de televisie kan bekijken. Op 31 januari zendt de VPRO weer een aflevering uit van De Letteren. Het stond van de week nog niet vast wie er aan zullen meewerken: de programma’s komen steeds op het laatste nippertje tot stand. Dat leidde voor de eerste uitzending van dit seizoen (8 november 1981) tot een misverstand dat in de dagbladen breed werd uitgemeten. Eerst heette het dat Willem Frederik Hermans aan de uitzending zou meedoen. “Hermans komt niet,” meldde men een dag later. “Hermans komt wel,” luidde het de volgende dag.
Hermans kwam wél, maar nu bleven de twee critici die eerst aan het gesprek hadden zullen deelnemen weer weg. Interviews met de samenstellers van De Letteren maakten niet helemaal duidelijk wat er nu precies aan de hand was geweest. Niet één journalist vroeg naar de mening van W.F. Hermans zelf. Hier komt die dan.
“Omstreeks begin oktober ben ik opgebeld door de VPRO of ik wilde deelnemen aan een gesprek met Gomperts, Van Deel, Fens en een uitgever. We konden het over de condities na enig heen en weer gepraat eens worden, alleen ten slotte niet over de uitgever. Ik wilde niet met uitgever A., en uitgever B. wilde niet met mij, en zo voort. De VPRO wilde met alle geweld dat er een uitgever bij zat, wat ik onzin vond en vind. Iedere uitgever vindt immers zijn eigen boeken de beste en wil dat de hele krant daar vol over staat. Daar heeft hij groot gelijk in, daar is hij uitgever voor, maar daarom zijn zijn ideeën over de literaire kritiek nog niet interessant”, aldus Hermans vanuit Parijs.
“Een eis die ik gesteld had, was dat de eventueel te maken afspraak voor de VPRO ruim twee weken van te voren schriftelijk bevestigd zou worden. De gesprekken werden namens de VPRO afwisselend gevoerd door Ellen Jens en Ewald Vanvugt, ook een bron van misverstanden, denk ik.
Begin november werd ik weer opgebeld door Ewald Vanvugt. Ik zei dat ik nog steeds geen schriftelijke bevestiging had. Ja, zei hij, ze hadden een contract gestuurd. Inderdaad, maar in dat contract stond alleen dat ik was uitgenodigd voor ‘deelname aan een gesprek’. Met wie dat gesprek zou zijn, stond er niet bij. Ook beweerde de VPRO dat het honorarium op 22 oktober aan mij was gestuurd. Dit bleek onwaar, toen ik het navroeg bij mijn bank.
Pas op de ochtend van de 5e november, dag waarop de opname zou moeten plaatsvinden, kreeg ik een telegram in handen waarin werd gemeld dat het gesprek zou plaatsvinden met Gomperts, Van Deel en Fens. Van een uitgever was geen sprake meer. Die ochtend bleek me ook dat het honorarium was overgemaakt (het was niet op de 22e verstuurd, maar op 26 okt.)
Ik kon toen geen redelijke bezwaren meer hebben, trok haastig een ander pak aan en mijn vrouw belde de VPRO op, dat ik om kwart over 5 op Schiphol zou zijn.
Toen ik daar aankwam, stonden daar de heren Ewald Vanvugt en Cherry Duijns die poeslief deden, mij niets vertelden over de moeilijkheden die intussen met de andere deelnemers waren gerezen maar wel dat ze het telefoontje van mijn vrouw aanvankelijk als een practical joke hadden beschouwd. We aten iets in het restaurant van Schiphol, gedurende welke maaltijd VanVugt en Duijns voortdurend opstonden om geheime telefoongesprekken te voeren.
Toen we om kwart over 7, het afgesproken uur, in Bussum aankwamen, zaten daar tot mijn grote verbazing ook uitgever G. Lubberhuizen en Harry Mulisch. Ook bleek me toen pas, dat Van Deel en Fens niet meer wilden meedoen. Ik vond dit erg kinderachtig. Om niet zo kinderachtig te zijn als Fens en Van Deel, heb ik erin toegestemd dat het gesprek zou doorgaan met Lubberhuizen en Mulisch, hoewel ik daartoe geenszins verplicht was, want daarover was met mij helemaal niets afgesproken. Ik ben dus erg aardig geweest, al zeg ik het zelf, maar de VPRO die nu waarschijnlijk allerlei praatjes over mij verspreidt, terwijl de verwikkelingen alleen aan haar eigen gebrekkige manier van organiseren waren te wijten, is daar niet dankbaar voor.
Over het gesprek zelf zegt Hermans:
Ik heb de uitzending niet gezien, maar tijdens de opname kreeg ik niet de indruk dat het ‘een débâcle’ voor Gomperts was geworden, zoals Vrij Nederland meende te moeten berichten.
Het was een zo nu en dan wat levendig, maar geen onaangenaam gesprek, ook niet voor Gomperts. Niemand had ‘speed’ gebruikt of drank (alweer een leugen van Vrij Nederland).
Als Gomperts een minder briljante indruk heeft gemaakt dan zijn bewonderaars hadden gehoopt, komt het doordat deze geleerde de laatste dertig jaar niet alleen vrijwel niets heeft geschreven, maar ook niets heeft gelezen.
Ik zei iets dat fout was over Oek de Jong. Dit spijt mij. Maar Gomperts, een professor! had me natuurlijk direct moeten verbeteren, wat hij niet gedaan heeft, zoals u weet.”