Furore, 7, juli 1977
PE Schreuders


In augustus verschijnt Boze Brieven van Bijkaart bij de Bezige Bij. Het is een verzameling stukje die W.F. Hermans sinds 1973 onder het pseudoniem Age Bijkaart iedere zaterdag in Het Parool heeft geschreven. De honderdvijfenzestig hoofdstukjes in het boek worden gevormd door de brieven tussen 29 december 1973 en 20 november 1976; alle brieven, uitgezonderd een lange brief over Multatuli, zijn opgenomen.
Nieuw zijn de illustraties en andere bijvoegingen, vooral bedoeld om de actuele gebeurtenissen, waarop sommige stukjes betrekking hebben, in het geheugen terug te roepen. Eén van die actuele gebeurtenissen was bijvoorbeeld in 1975 het op de markt verschijnen van het blad Furore, waar Bijkaart onmiddellijk met een stukje reageerde. Op onze beurt besteedt Furore nu aandacht aan Bijkaart: Piet Schreuders zocht de geheimzinnige stukjesschrijver op ten huize van W.F. Hermans in Parijs.
PS: De brieven van Bijkaart verschenen eerst eens in de twee weken, daarna wekelijks. Ging dat van Het Parool uit?
WFH: Nee, van mij. Maar dat maakt eigenlijk geen verschil, want die eens in de twee weken verschenen, waren tweemaal zo lang.
PS: U schrijft waarschijnlijk af en toe een voorraadje, zodat u wel eens met vakantie kunt gaan?
WFH: Meestal als ik met vakantie ga, stuur ik wat vooruit, of terwijl ik met vakantie ben stuur ik van mijn vakantieadres een stukje. Tenminste dat heb ik deze afgelopen vakantie gedaan, eigenlijk voor het eerst. Maar ja, toen was ik ook veertien dagen weg, meestal ga ik maar heel kort met vakantie, een weekend, of een week…
PS: Mag ik weten wat het honorarium is voor één brief van Age Bijkaart?
WFH: Nee, ik ben Van het Reve niet, of een andere circusartiest, die met z’n honoraria te koop loopt. (Plotseling) Hoe komt u aan dat omslag van Bijkaart?
PS: Dat heb ik van de Bezige Bij.
WFH: O, mag ik dat zien, want ik heb alleen het ontwerp gezien. Hoe vindt u het?
PS: Eh, o da’s lastig. Oorspronkelijk was het anders, toen had je schrijfmachineletters en die stonden scheef…
WFH: Ja precies, dat heb ik ook, en dat heb ik afgekeurd, en nu hebben ze dit gemaakt. Nou, dit vind ik beter dan het vorige.
Ps: Ja, dat vind ik ook wel, ja.
WFH: Want, en dat zijn echt details waar misschien ik alleen op let, er zat een ongestempelde postzegel op, en bovendien in een tarief dat helemaal niet bestaat, ik geloof vijfenzestig centimes of zoiets. En dit hebben ze echt van een brief van mij gescheurd…
PS: ja, dat zag ik.
WFH: Maar ik vind het, hm, ja, gaat wel. Dit schreefloze lettertype vind ik op zichzelf niet lelijk, maar dan moet toch de marge veel breder zijn. Ik ben ook heel erg tegenstander van dit niet inspringen bij een alinea. Heb ik een enorme hekel aan. Maar iedere keer weer doen de uitgevers dat. Over het algemeen heb ik niet zoveel te klagen over de Bezige Bij; die Van Oorschot, dat is helemaal verschrikkelijk. Die heeft omslagen, die een katerntje te klein zijn, maar die er toch omheen worden gewrongen… oh, ontzettend.
PS: U hebt ook een keer geschreven over hier in de buurt, een van de eerste was dat, dat u aan kwam lopen en dan de Triomfboog van opzij zag, en een gebeeldhouwde arm stak uit… hebt u die foto al gemaakt?
WFH: Ja, die heb ik gemaakt, die komt erin.
PS: O, die komt erbij. Jammer.
WFH: Hoezo jammer?
PS: Anders, haha, had Furore hem kunnen gebruiken. Er zijn dus dingetjes bijgevoegd, plaatjes en knipsels…
WFH: Ja. Maar hoe… heeft u een complete drukproef gekregen van de Bezige Bij, hoe bent u zo goed op de hoogte? De enige drukproef die ik heb gekregen, dat is wat daar naast u ligt, dat zijn vellen…
PS: Ik heb dat katerntje…
WFH: O ja maar verder niet, alleen dat katerntje?
PS: Ja. Die Bijkaartbundel is helemaal kompleet, er is er, behalve die brief over Multatuli, geen weggelaten. Hebt u dan niet het idee, dat er eentje of een paar bij zijn die minder zijn, of minder bundeling waard zijn? U hebt het namelijk vaak gehad over krantenstukjes die u later liever niet terugziet…
WFH: Nou, dat is uit mijn hele oude tijd, toen ik nog onder invloed was van de zeer slechte opvoeding die iedere Nederlandse auteur ondergaat, want iedereen, of hij ’t leuk vindt of niet en of hij wil of niet, leert toch op de een of andere manier iets van zijn voorgangers, meestal slechte dingen, een enkele keer goeie dingen… maar een slecht ding dat in mijn jeugd door de toen heersende literaire generatie verkondigd werd, was: je moest maar raak schrijven, en nooit wat corrigeren en zo, want zo deed Paul Léautaud het ook, en weet ik allemaal wie nog meer. Dus in die tijd, zo 1945, 46, 47, 48 misschien, tot, nou ik denk tot ’51, toen ik al tot betere inzichten begon te komen, toen schreef ik maar raak, hè, en achteraf moet ik zeggen, dat het tamelijk goed ging voor romans en voor verhalen, maar die stukjes vind ik achteraf wel een beetje al te slordig geschreven. En het is wel de moeite waard om een oud verhaal te gaan herschrijven, dat heb ik bijvoorbeeld met Conserve gedaan, en in De Tranen der Acacia’s heb ik in de latere drukken een hoop verbeterd, maar om nou al die stukjes die ik in kranten schreef allemaal te gaan opkalefateren, dat vind ik de moeite niet. Nu ben ik dus tot hele andere inzichten gekomen, en de Bijkaart-stukjes maak ik echt zo goed als ik kan. Soms ook, als ik ze al ingestuurd heb, bel ik op het laatste nippertje nog op en telefoneer drie of vier verbeteringen door.
Dán komt het nog wel eens voor dat ik het achteraf, nóg niet leuk, niet aardig genoeg vind. De stukjes die in het boek staan, heb ik wel allemaal voorzover nodig gecorrigeerd. Die zijn allemaal zo goed als ik kan. Ja, ’t kan best zijn dat er slechte bij zijn, maar dat kan ik verder dan ook niet helpen.
PS: In de Haagse Post hebt u ook wel eens stukjes geschreven (in 1967), en sommige daarvan vond ik héél erg leuk, en andere waren vreemd genoeg, ja, alsof ze heel snel geschreven waren, tijdgebonden, en een beetje van de hak op de tak…
WFH: Ja. Toen deed ik er ook al erg mijn best op, maar het verschil was, ja, toen was ik eigenlijk een amateur schrijver! Want ik had een volledige baan als lector in Groningen. Dus als ik wat schreef, was ik gauwer moe. Nu heb ik de hele dag niets anders te doen, ik kan er veel meer tijd aan besteden. Dat heeft invloed. Het is u misschien niet opgevallen, maar de laatste drie jaar heb ik misschien meer geschreven dan in alle jaren daarvoor! Zo’n dik boek als Onder Professoren had ik nooit voordien geschreven.
PS: Hebt u plannen om andere korte stukjes nog een keer te bundelen?
WFH: Die stukjes in de Haagse Post, dat vind ik ook wel dat er bepaalde aardige bij zijn, die ik ook nog misschien wel bundelen zal.
PS: Een Sadistisch Universum deel III, daar heb ik wel eens over horen praten, ik heb het een keer aangekondigd gezien voor voorjaar ’76, voorjaar ’77… ik weet niet door wie hoor, misschien wel door journalisten…
WFH: Nee, maar het zit wel in de lucht. Al die stukje die ik in Hollands Diep en in de NRC schrijf, ook de langere stukken uit Het Parool, schrijf ik niet om ze in de vergetelheid te laten raken. Dat oudere Sadistische Universum is hoofdzakelijk samengesteld uit stukken die ik in Litterair Paspoort schreef. Deze nieuwere stukken zal ik dus ook wel es een keer bundelen. Of het nou weer het Sadistische Universum zal heten…
PS: Bijkaart heeft over Furore geschreven in een tijd dat er alleen nog maar proefnummers verschenen waren.
WFH: Ik geloof dat Bijkaart toen maar één proefnummer had gezien.
PS: Ja, min vier, en toen moest het eigenlijk nog beginnen; wij deden maar wat. ‘Lees Furore met vuurtoren’: ‘Met vuurtoren’ is nu vervallen.
WFH: Nee, maar dat stond er ook niet. Er stond in de tekst oorspronkelijk ‘met vuur-oren‘, maar dat vond ik achteraf niet zo’n leuk grapje, dus dat heb ik weggelaten.
PS: En had Het Parool daar vuurtoren van gemaakt?
WFH: Ja, die dachten, vuuroren, nooit van gehoord, zal wel vuurtoren wezen.
PS: O, ik dacht dat u had gehoord dat ik rood haar had en dat u daar een grapje op gemaakt had.
WFH: (verbijsterd) Geen spráke van! Hier, dit is de doorslag van het stukje. Zie je wel, vuuroren, heeft daar gestaan. Het was me helemaal onbekend dat u rood haar had, maar nu u ’t zegt, ja, ’t is waar: zeer donkerrood soort haar, haha. Maar het is iets waar ik niet speciaal aanstoot aan neem. Dus zelfs al had ik dat geweten, dan zou ik zoiets nog niet geschreven hebben. Er zitten parodistische elementen in Furore. Alles wat maar enigszins een parodistische indruk maakt, maakt de indruk ergens tegenaan te hangen, staat niet op zichzelf. Dat is ook wel het goed recht van de parodist, maar om een heel tijdschrift te maken dat eigenlijk verder geen parodie is, om dat aan zulke parodistische dingen op te hangen… een beetje overladen… ik weet niet of dat zo aan te bevelen is. Verder vind ik het blad heel erg retro.
PS: De vormgeving, of ook de keuze van de onderwerpen?
WFH: De keuze van de onderwerpen voor een deel ook wel ja, die grote aandacht voor schrijvers als James Cain en zo, uit die tijd. Ik verdenk u er dan ook van dat u vooroorlogse jaargangen van de LACH thuis hebt liggen.
PS: Furore staat op zichzelf. Het lijkt niet op iets moderns, maar ook niet op iets ouds. Maar dat moeten de mensen die ’t lezen maar bepalen.
WFH: Ja, kijk… de reden dat Bijkaart er een stukje over geschreven heeft, Furore is gewoon iets waarin iemand extreem z’n gang gaat. Ik bedoel, voor een normaler blad zou je natuurlijk niet gauw zoiets schrijven, maar ik dacht nou ja, het is echt iets voor de aardigheid en zo. Dat vond ik het leuke eraan. Behalve dan die correspondentie over het Bungehuis die eruit ontstaan is, dat vond ik ook interessant. Ik had wel ’s graag gezien welke dingen die u nog uit het Bungehuis gered heeft, deurknoppen geloof ik, en een klok of zoiets.
PS: Ik heb een aantal van die klokken, maar daar heb je niks aan want die lopen op een moederklok.
WFH: Oh ik heb een moederklok! Ik heb een moederklok, maar geen slaafklokken.
PS: O dit heb ik ook nog teruggevonden: Bimbam hamertje
WFH: O! Ja! Haha, uit de rockopera! Maar het sloeg allemaal niet op mij, het sloeg op een ex-collega van mij in Groningen, een hoogleraar Geologie daar, een heel merkwaardige man. Ik was eens met hem op excursie, en toen had-ie twee hamers bij zich, een grote en een kleine.
Hij had de gewoonte om, als-ie een stuk van een rots afsloeg, daar direct een mooi handstuk van te maken. Een handstuk noem je zo’n mooie vierkante plak. En toen zei ik: ‘Zeg Bert, waarom heb je toch eigenlijk dat kleine hamertje bij je?’ En toen zei hij: ‘Ja, dat is voor het fijne bijtikken.’ – Dat kost een hele dag natuurlijk om die Furores allemaal in te pakken en postzegels erop te plakken, of doet een drukker dat?
PS: Nee, maar dat is leuk werk! Al die dingen zijn leuk! Verzenden, stempelen… als het niet teveel wordt…
WFH: Ja, ja… ik heb een keer een boek, de eerste druk van Mandarijnen op zwavelzuur, in eigen beheer uitgegeven, en toen moest ik ook alles zelf doen. Meestal waren het pakjes waar er één in zat; een enkele keer had één boekhandel er twintig of veertig tegelijk genomen, die heb ik toen met de auto naar Amsterdam gebracht in een sinaasappelkist.
Die eerste weken waren er bestellingen van boekhandels van vier of vijf tegelijk en zo, maar daarna heb ik nog anderhalf of twee jaar zo’n twee, drie keer per week er eentje moeten versturen. Nou, dat ging me wel de keel uithangen hoor. Die eerste druk is besteld door ± 200 mensen. Dat was heel slim, want zo had ik de drukkosten er al uit. Laatst heeft één van de bestellers me hier in Parijs opgezocht. Vreemd, na vijftien jaar. En ene Betsy Bekker geloof ik bestelde hem wel 5, 6 keer achter elkaar, je vraagt je af of ze dat steeds cadeau deed aan tantes of zo.
PS: U deed dat, omdat de echte uitgevers het niet wilden doen?
WFH: Inderdaad. In 1962 was er geeneen echte uitgever die dat wou doen. Wat mij niet speet, want op de manier waarop ik dat toen gedaan had had toch geeneen uitgever het willen doen.
PS: Het was op een Executive-machine getikt hè?
WFH: Ja, niet door mij, maar door een firma in Groningen die dissertaties maakte op die manier. Proefschriften. Goedkoper dan een echte drukker. Op een Executive getikt en dan fotografisch verkleind. De pagina’s heb ik helemaal zelf in elkaar geplakt.
PS: Er wordt wel eens gezegd, wat vormgeving betreft, dat de auteur zelf de beste typograaf is van z’n eigen werk.
WFH: Nou, kijk, voor zoiets speciaals is het wel zo natuurlijk, als je tenminste een auteur hebt die daar aardigheid in heeft: zo’n boek maken, met allemaal rare plaatjes, foto’s, dingen, reproducties en stukken uit kranten geknipt. Maar voor een normaal boek, een normale tekst, heb ik het liefst dat het zo sec en droog en duidelijk mogelijk wordt. Mijn enige bedoeling is dat de mensen lezen, en dat ze dus zo gemakkelijk mogelijk kunnen lezen. Dat het er zo gewoon mogelijk uitziet. Maar dat is al heel erg moeilijk! Het is ontzettend moeilijk om een boek te hebben dat er gewoon uit ziet en toch erg goed is. Dat wil je natuurlijk, maar dat stuit op alle mogelijke bezwaren, vooral in onze tijd dat er fotografisch gezet wordt en op weet ik wat voor mogelijke manieren geknoeid. Het beste is natuurlijk een boek door een bekwaam iemand in Monotype gezet, en gedrukt op heel goed wit papier, met een heel behoorlijke marge, ook weer niet te gek breed, en om daar de juiste verhouding voor te vinden, dat is een kunst op zichzelf. Dat het zo goed is dat het bijna onopvallend van goedheid is. Het is eigenlijk een schandaal, dat als iets dus, wat ik noem, onopvallend van goedheid is, dat het dan exceptioneel is! Dat is een schandaal, maar zo is het nou eenmaal. Je kunt tegenwoordig ook zoveel doen door die plakletters hè?
PS: Ja, maar die gebruik ik nooit.
WFH: U gebruikt ze nooit? Ik ben er gek op! Ik gebruik ze ook voor etiketten en zo. En ik heb een boekje gemaakt met allemaal verschillende omslagen, allemaal met plakletters. De Y heb ik zelf gemaakt.
PS: O, dat is dat geheimzinnige boekje waar Bijkaart een keer over geschreven heeft…
WFH: Gemaakt met een vloeistofduplicator. [Dinky Toys, mg]
PS: Ja, heel ouderwets is dat.
WFH: Ja. Met alcohol. Ik heb eau de cologne ervoor gebruikt. Eau Sauvage, ruikt u maar.
PS: Bent u nog wel eens opgebeld door mensen die de Haagse Post hadden opgezegd?
WFH: Oh, honderdduizenden mensen hebben me opgebeld, die hadden ‘m zelfs nog nooit gelézen! Waarvoor ze dus door mij gefeliciteerd werden. – Wat het binnenwerk van tijdschriften betreft, is het van belang dat het overzichtelijk is.
PS: Dat vind ik ook wel, maar ze hebben een tijdlang de mode gehad om álles overzichtelijk te maken. De hele wereld, alles moest één stijl zijn.
WFH: Het is dikwijls zo met die dingen: er bestaan filosofieën van de mensen die die dingen ontwerpen, maar de gebruiker merkt daar dikwijls niks van. Als je leest in oude boeken wat de filosofieën niet geweest zijn van architecten, dat zijn geweldige filosofen. Dat soort dingen als dat Karl Marxhof in Wenen, waar u ook over geschreven hebt, die architecten hadden een geweldige visie: de mensen zouden zo gelukkig worden in die huizen! Nou, het ziet er voor ons gevoel uit als een soort lugubere gevangenissen. Niet alleen die Karl Marxhof, maar ook bepaalde buurten in Amsterdam, bij de Czaar Peterstraat, van die huizen waar zelfs de gevels helemaal bedekt zijn met dakpannen, dat vonden ze dan heel mooi, hele kleine raampjes erin… ik zou ook niet willen dat het afgebroken werd hoor, want het is voor mijn gevoel van een soort surrealistische spookachtigheid, maar de mensen die dat bouwden, dachten dat de eenvoudige man die daarin woonde een gat in de lucht zou springen van blijdschap dat hij daar zat. Maar de mensen die erin wonen hebben erg de pest in want het schijnt dat als ze op een stoel zitten, dan zit het raam hier, ze kunnen niks zien, niet naar buiten kijken! Heeft u het Centre Pompidou hier al gezien?
PS: Ja.
WFH: Ik heb zo het idee dat dat wél ongeveer beantwoordt aan de filosofieën van de mensen die het ontworpen hebben, alleen ze hebben niet op zo’n massale toeloop van mensen gerekend, die alleen voor de sensatie komen. Het is heel onrustig om erin te zijn.
PS: Ik vind het altijd interessant hoe boeken eruit zien, en als je dat heel ver doorvoert, kom je terecht op bibliofilie, waar u een keer over hebt geschreven in Hollands Diep: ‘Ondergang van de pornografie’…
WFH: (lacht) Ja… het heette ‘De ondergang van de bibliofilie’. Toen heeft de redactie daarvan gemaakt ‘De ondergang van de pornografie’. Maar het heet eigenlijk ‘de ondergang van de bibliofilie’. Maar wat wou u zeggen?
PS: Dat je eigenlijk terecht komt bij oude drukken van Kuifje en zo, en…
WFH: Tja, dat is erg in trek op ’t ogenblik! Maar ’t is natuurlijk een ellende om dat te verzamelen, want het valt tot poeier uiteen!
PS: Ik vind het ook heel opwindend hoe die dingen ruiken en hoe die omslagen zijn, maar er zijn natuurlijk mensen die alleen maar boeken verzamelen omdat het eerste drukken zijn, en die in opwinding geraken om de buitenkant van dingen.
WFH: Nou zij raken geloof ik niet in opwinding door de buitenkant van de dingen, maar ook door de binnenkant, helaas, want ik heb een hekel aan eerste drukken; latere drukken zijn altijd beter. Maar inderdaad, dat is een geweldig speculatieobject, vooral de laatste jaren. Of het in Nederland zo’n vaart loopt weet ik niet, maar eerste drukken van Hemingway en William Faulkner zijn een fortuin waard! Speciaal als het stofomslag er nog omheen zit; nou, ik heb altijd, ook van mijn eigen boeken, alle stofomslagen weggegooid, zelfs dat van De God Denkbaar; ik weet wel dat de eerste druk van De God Denkbaar een heel mooi stofomslag had, maar later merkte ik dat het gejat was, toen vond ik het natuurlijk veel minder mooi!
PS: Hebt u nooit Kuifje gelezen, zegt u dat niets?
WFH: Ik heb een zoon die ze natuurlijk las, dus ik heb het ook wel eens gezien. Ik heb ook zelfs een keer een film gezien van Kuifje, hij was geloof ik in Zuid-Amerika in een onderaards paleis…
PS: Ja, dat is slecht.
WFH: Maar Kuifje, dat is werkelijk de meest extreme commercialiteit die er bestaat! Die man die past ze aan, mét rassenhaat, zónder rassenhaat, kan hem allemaal geen reet schelen! Hij is geloof ik altijd zo geweest, in de oorlog maakte hij antisemitische Kuifjes, enfin, ‘k zeg er niets van, maar ’t zou hem geloof ik geen barst kunnen schelen! Ik begrijp niet wat die mensen er zo goed aan vinden. Als ik iets goed zou vinden zou ik Astérix toch nog wel het aardigste vinden.
PS: Nee, dat is helemaal kunstmatig, volgens één stramien… die scenarioschrijver heeft één keer succes gehad met die formule, oude Romeinen en Germanen…
WFH: Daarom juist! Dat is bij al die dingen zo! Bommel, die heeft één keer succes gehad. Een grote beer en een kleine poes… Een heel twijfelachtig iemand, die Bommel, want van mevrouw Bommel hoor je nooit; dus ik houd het erop dat Bommel het houdt met z’n huisknecht, die een hond is, dus hij is niet alleen homoseksueel, maar eigelijk nog bestiaal! Hahaha! Een bestiale beer is dat! Zeer pervers! Maar Asterix, daarvan is het aardige, dat de eigenschappen van de Galliërs allemaal eigenschappen zijn van de moderne Fransen. Daarom is het onuitputtelijk, alle eigenschappen van de Franse kleinburger zie je bij de Galliërs terugkomen. Een hoop praats maken, en drinken, en de geweldigste blunders maken, het loopt net goed af allemaal, dat is de gein ervan. En het zou vast en zeker veel populairder wezen als het prestige van Frankrijk niet zo gezakt was. Als een Amerikaan zoiets gemaakt had, laten we zeggen over de Indianen of over de Pilgrimfathers, dan zou iedereen het vréten. Maar ja die strips: ik zeg het u: daar wind ik me niet over op.
PS: Er zijn een paar strips, die zijn goed, maar ’t is eigenlijk hetzelfde met films. daar werd vroeger ook wel eens op neergezien, dat was…
WFH: Nou de meeste films, die vind ik ook vervelend hoor. De tijd dat ik nog veel naar films ging? De enige film die ik een beetje au sérieux nam, waren die ouwe Franse en die ouwe Italiaanse films. Toen heb je een manie gekregen van: we gaan nu alle cowboyfilms ineens allemaal erg goed vinden. Ja, ik vind ze technisch erg goed, maar je ziet dat daar toch niet de minste invloed vanuit gaat, want dat soort films wordt érg veel vertoond op de Nederlandse televisie, en dan kan je dus echt goed zien hoe je een simpel verhaal moet opbouwen. Maar wat voor invloeden heeft het? Het blijft in Nederlandse films allemaal hetzelfde gezeur over kopjes koffie drinken en zo.
PS: Van de televisie vind ik altijd de Amerikaanse series het beste: zo ontzettend doorzichtig en kunstmatig in elkaar gezet, en toch is het heel goed.
WFH: Ja, precies. En zo hoort het: kunst moet kunstmatig zijn. Het echte leven, een kopje koffie drinken, dat kan iedereen. Maar hoe iemand, laten we zeggen, met een kopje koffie z’n schoonmoeder vergiftigt, dat is waar het in de kunst op aan komt. Tja! Zo is het nou eenmaal. Dat zijn bittere dingen.
PS: Maar films moet je beoordelen als films, niet als iets anders, en strips moet je ook beoordelen als strips en niet als iets anders.
WFH: Ik beoordeel ze ook niet als iets anders. Als ik karnemelk drink, beoordeel ik het ook als karnemelk. Maar ik houd niet van karnemelk! Donald Duck, dat is nog het aardigste, geloof ik, op het gebied van strips. Je hebt Oma Duck, en de kleintjes Duck, en Dagobert Duck. Tenminste dat herinner ik me zo uit de tijd dat ik het m’n zoontje moest voorlezen.
PS: Hebt u de opera Faust gezien?
WFH: Nee. De laatste opera die ik gezien heb, dat was in Amsterdam: Elektra. Dat is schitterend. Van Richard Strauss.
PS: U gaat in Parijs ook wel eens, hè?
WFH: Ja, ja.
PS: Post, briefpapier en stempels vormen geloof ik een speciale wereld die u aanspreekt. Ik kreeg een brief, met een heel mooi briefhoofd, met een telefoonnummer erbij dat ik niet bekend mocht maken…
WFH: Nee, dat is m’n geheime telefoonnummer en m’n geheime briefpapier natuurlijk, alleen voor die mensen bestemd die dat nummer mogen weten.
PS: Hebt u ook gezien dat er een blaadje is verschenen ‘De Klopgeest’ wat…
WFH: Ja. Die hadden een paar hele ouwe teksten uit een schoolkrantje. Ik heb ze toen een brief geschreven “Aan Klopgeest Nico Kiekenbelt”. Ik kan er waarschijnlijk nog wel een kopie van vinden. Hier heb ik het ja. “Geachte Klopgeest. Uw In Memoriam W.F.H.-nummer heb ik inderdaad wel leuk gevonden, al is 99 procent van wat er staat helaas onecht. Nog leuker zou het zijn, als met name het essay van één mijner voormalige uitgevers echt door die literatuurliefhebber was geschreven, maar dat zal wel niet. Jammer. Iets anders: zult u er geen gewoonte van maken zonder toestemming stukjes uit oude blaadjes of kranten over te nemen? Dat zou een slechte gewoonte zijn. Voor deze keer zal ik u vergiffenis schenken. De enige echte.”
PS: Bewaart u altijd van alle brieven een doorslag?
WFH: Van bijna allemaal. Speciaal van dit soort briefjes bewaar ik doorslagen. Zo iemand als die Howard Hughes, die boeit mij mateloos. Alle kattebelletjes die hij schreef, werden allemaal in kluizen bewaard. Het gekke was, want u heeft het nou over het maken van doorslagen: die man maakte geen doorslagen! Die kan op ’t laatst niet allemaal onthouden hebben wat-ie allemaal op die kattebelletjes vertelde. Heel vreemd. Er is ook een meneer geweest, die heette Cornelis Verhoeven. Een filosoof. Die heeft een boek geschreven met filosofische essays, dat heet Bijna Niets. In dat boek staat een stukje over mij, dat zeer anti Hermans is. Toen heeft-ie mij een exemplaar van z’n boek toegestuurd met een opdracht, dat-ie me toch heel erg bewonderde. Zoiets brengt mij niet in de juiste stemming. Dus toen heb ik hem teruggeschreven. (citeert uit het hoofd) “Zeer geachte heer Verhoeven! Ik ontving uw boekje Bijna Niets. Mag ik u wel mijn complimenten maken? Men ontmoet maar zelden een boek met een titel die zo volledig de inhoud dekt.”
PS: Juist
WFH: “Hartelijke groeten.” Hahaha! Ja. Er is nu een nieuw boek verschenen, dat heeft u waarschijnlijk nog niet gezien. Het is geschreven door tien theologen. Het heet Literatuur en Ethiek. Zó’n dik boek, zo groot. Nou, dat boek kreeg ik toegestuurd door Elseviers Weekblad, die leek dat leuk als ik daar over schrijven wilde. En dat heb ik gedaan, komt volgende week erin. Want dan bereikt het meteen ook het publiek voor wie dat het meest geschikt is, ik bedoel, als ik over zo’n boek laten we zeggen in Hollands Diep zou schrijven, dan komt het niet in Kampen terecht – al die mensen komen allemaal uit Kampen, één kwam uit Nijmegen, en de anderen allemaal uit Kampen. Je schijnt daar bendes theologische hogescholen te hebben. Nou die lezen wel Elsevier, dus die krijgen het dan meteen te lezen. Dat is ook het punt waar je als schrijver erg rekening mee moet houden, waar je die dingen publiceert, dat ze terecht komen bij het publiek dat daar het krachtigst door getuchtigd wordt. Ik ben ook een geweldige tegenstander van dat onbegrijpelijke gekanker in Nederland op De Telegraaf.. Onlangs las ik een interview met Maarten ’t Hart. Die zegt dan heel vroom (geaffecteerde stem) ‘ja, ik heb dingetjes geschreven in allerlei bladen, maar De Telegraaf of zo, zou ‘k niet in schrijven!’ Onzin natuurlijk! Ten eerste, die praatjes over De Telegraaf is hoofdzakelijk laster, het is helemaal niet waar dat De Telegraaf in de oorlog ernstiger gecollaboreerd heeft dan andere kranten, het is allang bewezen dat dat helemaal niet waar is; ten tweede, al die praat komt alleen voort uit het feit dat De Telegraaf in 900.000 exemplaren wordt gedrukt, en dan komt een hele tijd niks, en dan komt Het Parool met 100.000! Dan komt er weer niks, en dan komt de NRC met 80.000 geloof ik. En verder is natuurlijk De Telegraaf ook niet zo’n leuke krant hoor, die stukken van Henk van der Meijden, dat soort geschrijf, het is werkelijk niet te verteren, maar ik bedoel, al die ethische lullepraat… een heleboel mensen in Nederland vertellen in interviews of voor de televisie of waar dan ook “Ik schrijf niet in De Telegraaf”. En dan impliceert dat volgens hun idee eigenlijk: “Ik ben een groot schrijver.” Onzin.
PS: De brieven die mensen aan u schrijven, zitten die weer in een ander map?
WFH: Ja, die zitten gewoon op alfabet in mappen.
PS: Wordt er nooit eentje weggegooid?
WFH: Nee.
PS: Die plakkertjes op de enveloppen, zijn die gewoon bij de Franse postkantoren te krijgen?
WFH: Ja, maar het hoeft geloof ik niet voor brieven naar het buitenland. Het is hier zo, dat als je een brief hebt die meer dan twintig gram weegt, moet je dat erop plakken, want anders wordt het als drukwerk of als postpakket verstuurd. Maar ik doe het maar altijd, omdat het toch al traag genoeg gaat, soms doet een brief er wel drie, vier dagen over. Je kunt ze ook, maar die heb ik niet, moet u maar bij het postkantoor vragen, krijgen met URGENT erop. Dat is ook wel leuk misschien om te hebben.
PS: Nou, ze hebben in Frankrijk hele mooie formulieren, met touwtjes eraan, en met ijzerdraadjes…
WFH: Ja, en je kunt ook dozen kopen. Maar die kosten geld. Dozen om postpakketjes te maken, van golfkarton.
PS: Met ook nog iets erop gedrukt?
WFH: Ja. De moeite waard misschien, voor uw typografische verzameling, om er een paar te kopen.
PS: Ja, zeker.
WFH: De posterijen zijn hier wel erg grappig hoor, want bijvoorbeeld boeken versturen uit Frankrijk, dat kost bijna niks. Zie je, ze hebben toch weer gevoel voor verspreiding van de Franse cultuur.
De postbestelling is drie keer per dag. Maar als je die postbodes ziet dan lach je je gek. De ene heeft alleen een uniformpet, de andere heeft een uniformjas maar daaronder een rooie fantasiebroek, en gymnastiekschoenen en dan hebben ze zo’n klein, hoe noemen ze dat in Holland, een ‘pukkel’ geloof ik, zo’n klein legertasje van canvas. Daar zitten dan tien brieven in. Die leveren ze ergens af, dan gaan ze terug naar het postkantoor, dat is hier vlakbij, halen ze weer tien brieven, hahaha. Fenomenen zijn het, de Franse posterijen. En dan staken ze ook nog, bijna iedere dag. Vandaag staken ze geloof ik ook weer.
Het interview wordt afgesloten met een fotosessie. Iets waar WFH niets van wil weten (‘U moet een totaal ongepubliceerde foto van Bijkaart plaatsen!’), hij zoekt met grote zorg een geschikte foto uit om in Furore te zetten:
Dit is een heel strenge, maar die vind ik niet zo goed. Zo ziet Bijkaart er wel uit! Hier, dat is mooi, die heb ik niet gemaakt, maar die zou u moeten nemen hè. Dit is namelijk een stereofoto, hier gemaakt door een meneer die ik verder ook helemaal niet kende, u kent hem misschien wel, die jongen heet Pierre Roth. Dat zou mooi wezen voor Furore, dan moet u er dus bij vertellen dat de mensen een stereoapparaat moeten kopen om het te bekijken. Nou ik heb nog wel een mooiere misschien hoor… Ja. Deze. Deze, dat is eigenlijk de goede Bijkaart-foto… deze niet, die ziet er een beetje lijdend uit, Bijkaart is een vrolijke man. Haha. Ik geloof dat m’n zoon die gemaakt heeft, dan moet het er wel bijstaan, anders dan… u zet er onder ‘Copyright R. Hermans’. Ik zal het er even achter op schrijven anders vergeet u het, krijgen we grote moeilijkheden, hahaha.
Even later gaan Hermans en Schreuders toch tot zelf fotograferen over, met flits, zonder flits, in de spiegel, met zelfontspanner, Meer dan eens waarschuwt WFH: ‘Dat zijn geheime foto’s, die zijn niet voor publicatie! En wanneer ik op de foto moet: ‘Denk even na over het volgende nummer van Furore… (klik) ja, haha, zo is-ie goed hahaha!
PIET SCHREUDERS.