Moet u horen

Het Vrije Volk, 7 jan. 1961

W. Levie

Het maandblad Film van de Nederlandse Bioscoopbond bevatte onlangs deze advertentie: “De schrijver dr. W.F. Hermans deelt ons mede, dat hij gereed is gekomen met zijn scenario voor een speelfilm, getiteld: ‘De woeste wandeling’. Producenten die belangstelling mochten hebben voor de verfilming van dit scenario, kunnen een exemplaar ter inzage aanvragen.”

 Punt uit. Het scenario van Willem Frederik Hermans ligt dus te wachten op een welwillende producent, die het manuscript ter inzage opvraagt om zich hierover een oordeel te vormen. In feite ligt dit scenario al bijna een jaar te wachten op zo’n welwillende producent. Maar geen sterveling heeft zich nog gemeld om De woeste wandeling in te zien.

Dat verdriet de schrijver Hermans. Twee jaar geleden ontving hij van de stichting Produktiefonds voor Nederlandse Films het verzoek of hij een filmscenario wilde schrijven. De brief was ondertekend door dr. J. Hulsker, plv. voorzitter van het productiefonds (en hoofd van de afdeling Kunst van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen).

De schrijver antwoordde dat hij hiertoe graag bereid was, maar dat hij het een weinig aanlokkelijk idee zou vinden als zijn scenario in een bureaula zou blijven liggen… Dr. Hulsker schreef Hermans terug, dat hij deze vrees begreep. Hij kon hem evenwel de verzekering geven dat zijn la niet vol lag met onuitgevoerde scenario’s en beloofde te zijner tijd alle medewerking bij het zoeken naar een producent.

Maart 1960 werd het scenario van Groningen naar Den Haag verzonden en aanvaard door het productiefonds. En sindsdien is de rustige rondreis van De woeste wandeling afgebroken…

In zijn woning aan de Grote Spilsluizen in Groningen word ik door een allerbeminnelijkste Willem Frederik Hermans ontvangen.

Ik was op alles voorbereid. Het bordje “Hoogspanning.. levensgevaarlijk!” op de deur van zijn werkkamer was een laatste waarschuwing. Nederlands meest gevreesde literaire scherpschutter wiens pen zowel in inkt als in zwavelzuur gedijt, zou, dacht ik, geen gemakkelijk heer wezen. Van foto’s in de kranten kende ik zijn scherp getekende, strakke trekken.

De visuele werkelijkheid bleek anders: een bereidwillige Hermans met een milde glimlach en een verontschuldigend gebaar van ik-kan-het-ook-allemaal-niet-helpen.

Ik vind het naar om te zeggen, maar ik heb er nog geen enkele reactie op gehad. Tja, het is dan ook geen lollige film… en de meeste films van Nederlandse makelij zijn wel lollig. Mijn scenario behandelt de woningnood en ik zou toch zeggen dat dit nog wel ’n actueel onderwerp is.

Ik kan er toch niet mee gaan leuren. Moet ik daar nou mee naar Verolme gaan en zeggen: Heb je geen half miljoen voor me? Ik weet echt niet hoe deze dingen gaan. Als ik zie hoe het hier werkt, nou, dan worden de meeste films maar een beetje in elkaar gejast.

In Nederland lopen ontzettend veel cineasten rond, die er niets van terecht brengen en er ook niets van begrijpen. Anderen krijgen de kans niet. ’t Is echt hopeloos, je krijgt helemaal de kans niet es iets te doen.

Ze hebben wel ’s gezegd dat mijn boek De donkere kamer van Damocles geknipt zou zijn voor een film. Maar niemand doet ’t toch, d’r komt toch niks van!

In het buitenland heb je  e c h t e  filmmakers. Een filmmaker is voor mij een kruising tussen een romanschrijver en een toneelregisseur, niet alleen maar een man die goeie fotootjes wil maken.

Bovendien: Wie kan er hier in een film spelen? Neem ‘De zaak MP’… , hopeloos, zelfs het grimeren was niet goed. In de ene scène was Ko van Dijk veel ouder dan in de andere…

Nog steeds even mild en berustend: … de handige jongens blijven hier aan het woord en ze vinden de filmcritici achter zich. Die blijven solidair. Het is net als bij de radio: daar komt toch ook nooit iets fris uit! De enige man die wat verder mag gaan is Wim Kan. Alleen Wim Kan mag wat. Verder mag niemand wat. 

Maar er moeten toch vijftig Wim Kannen in Nederland rondlopen… Ik bedoel mensen die potentieel iets kunnen, maar ze krijgen geen kans.

Op ’t toneel precies ’t zelfde. Een jeune premier wordt hier gespeeld door een vent van zestig jaar. Dat is toch te gek om los te lopen!

Je hebt geen idee hoe moeilijk het is, in deze wereld iemand te vinden die werkelijk serieus iets wil. Ze willen allemaal een schnabbeltje, anders niets…

Ik weet het niet… ik heb als voorwaarde gesteld – als ’t doorgaat – dat ik de dialogen zelf wil schrijven of in overleg met de dialogenschrijver.

Want als ’t weer zo’n gepruts zou worden, zou ik misschien later zeggen: had ik ’t maar nooit gedaan! Dan werk ik dat scenario nog liever om tot een roman of zo.

Uit het Nieuwsblad van het Noorden: ‘DUITSER, academicus, begin 40, wenst kennismaking met een dame, om goed Nederlands te leren spreken.’

 Ach so!

WILLY LEVIE.