Plaatjes kijken met WFH

Het is niet makkelijk je te beperken. Boekomslagen, karikaturen, foto’s, collages, tekeningen van en over WF Hermans zijn overvloedig aanwezig. Je hoeft niet zelf op stap met je Leica om plaatjes te schieten. Hermans is een goed waarnemer geweest. Zijn foto’s laten een wereld vol tegenstellingen zien. Zijn belangstelling voor kunst kom je vaak in zijn werk tegen. Ook architectuur had zijn belangstelling, industriële vormgeving eveneens.

En de plaatjes hieronder? Gewoon, die heeft niet iedereen.

Over de huiselijke sfeer is niet veel goeds bekend. Autobiografische aanwijzingen genoeg in het werk van Hermans die over een bedrukkende omgeving gaan. Ouders, grootmoeder, er waren geen stimulerende persoonlijkheden voor de jonge Hermans. Hier biedt Vrij Nederland (20 mei 1995) ons een huiselijk tafereel. Van schrik in spiegelbeeld afgedrukt. Alsof het blad nog eens wilde benadrukken dat de werkelijkheid maar beter niet gekend kan worden. Dia’s kan je van twee kanten bekijken. Een klok niet!

De ‘Fotobiografie’ van WF Hermans verscheen in 1969 bij Thomas Rap en gaf behalve een beeld van Hermans’ levensgeschiedenis ook zijn beleving weer.

En wat is nou illustratiever, de verzameling bijschriften of de foto’s en de plaatjes? Van ‘Uitvinder‘ verscheen in 1982 een roofdruk van het dagbladdebuut o.d.t. ‘En toch… was de machine goed‘. (Klik op de tekst in het witte vak).

Dit landschap keerde WF Hermans de rug toe. Als hij in 1973 vertrekt naar Parijs, halen sommigen opgelucht adem. Anderen, waaronder ik verzuchtten: “Gelukkig hebben we de plaatjes nog”. Woldhek plaatste bij gebrek aan een waardige gedenkplaats deze steen.

Voor het bestellen van deze tekening zie www.woldhek.nl.

In 1991 verschijnt het boek de Laatste Roker. ‘De Nooduitgang‘ is één van de verhalen.

(illustratie: Gorki Bollar)

De trouwe Playboylezer weet dat er ooit een illustratie bij gemaakt werd…

In het kerstnummer van 1983 nog wel. Het is weer bijna Kerst. Misschien weer even kijken of er een….

In 1980 ook al zo’n verkeersongeluk. WF Hermans publiceert in Nieuwsnet van 19 april: ‘Hoest‘. Een ieder die zich met Helena inlaat, vergaat het slecht.

In datzelfde jaar verschijnt

Het ultieme plaatjes kijken blijft toch het lezen van stripverhalen.

gepersifleerd. En na een kort beraad van het bestuur van de stichting CJP onmiddellijk van de distributiepunten teruggehaald in 1981. De zevenduizend exemplaren van de oorspronkelijke strip (links) waren bestemd voor CJP leden (Cultureel Jongeren Paspoort, ja, kom er nog eens om.) Rechts de heruitgave die vervolgens wel mocht in 1981.

Vrijwel de hele oplage werd vernietigd, nog voor de strips de jongeren bereikten. De bezwaren waren tweeërlei. Er was geen toestemming gevraagd aan de schrijver WF Hermans en de inhoud werd van een laag allooi bevonden. Geen woord over de striphelden in het boek. Die kon men stuk voor stuk herkennen uit de Tweede Wereldoorlog en o.a. uit andere stripsuccessen. Om maar wat te noemen: Montgomery, Hitler, Biggles, de avonturenpiloot bij de RAF en Ludwig Wittgenstein niet te vergeten. Dat kon je allemaal wel overlaten aan de heren van de Enschedese School: Kees Maas en Willem Wisselink. Na dertig jaar kon ik nog een gered exemplaar bemachtigen.

En dat allemaal terwijl Ludwig Wittgenstein de epiloog uitspreekt en daarmee de eeuwige twijfel over het bestaan van Dorbeck met een logico-filosofische uitspraak afdicht.

In een stripverhaal kan alles, mag alles. Wat staat er op het menu? Deze beer eet WF Hermans! De schrijver werd door L.E.O. Faes als rotgans neergezet. Het loopt slecht met hem af. Als het scheppen van Beertje Bombazijn klaar is, is de schrijver ten prooi gevallen aan zijn eigen schepping.‘Bombazijn, dat brave beertje’,  het geesteskind van Sita van de Wissel uit ‘Uit talloos veel miljoenen‘,  werd bibliofiel uitgegeven.

(Deze collage is als kaart te versturen, Letterkundig Museum)

‘Het Hoedenparadijs‘ 1991. Collages van WF Hermans t.g.v. de grote Hermans-tentoonstelling in het Letterkundig Museum,13 december 1991 – 24 februari 1992.

Fototentoonstelling in het Stedelijk Museum, september 1986. WF Hermans kon ‘schrijven met licht’.

Fragment wfh:  “De camera beeldt altijd af, niet altijd uit.”

en:  “Eigenlijk ziet zij altijd wat wij niet zien, altijd meer, altijd scherper – en toch weer zo anders dat niemand een foto met de werkelijkheid verwisselt.”

De camera speelt een belangrijke rol in het werk van WF Hermans. Er doet zich in de fotografie hetzelfde probleem voor als bij de taal: de verbeelding van de werkelijkheid of het verwoorden ervan laten nog niet de werkelijkheid zien 

interview t.g.v. de fototentoonstelling

Onontkoombaar bij het plaatjes kijken is: ‘Een foto uit eigen doos‘ (Thomas Rap 1994), meer dan dertig door Hermans gemaakte foto’s. In een inleiding legt WF Hermans de voordelen van de fotodoos uit.

Het publiceren van andermans werk daar rust, kan je rustig zeggen, een taboe op. Lastig bij het maken van een website als deze. Misschien is het mogelijk een tipje van de sluier op te lichten?

Voila: een fragment van het portret op de cover van Vrij Nederland (26 mrt 1994). De volledige tekst van Hermans’ ‘SLAA-lezing’ over taboes in de Balie (16 maart 1994) werd in dit nummer gepubliceerd. Een aantal foto’s uit ‘Een foto uit eigen doos‘ werd op de bladzijde ernaast afgedrukt. Om je nog eens te helpen herinneren denk ik.

WFH geportretteerd

Constantin Guys is de tekenaar die Hermans in ‘Au pair‘ (1989) uit de vergetelheid haalt. Een zorgvuldig gekozen kunstenaar: in Vlissingen geboren, net als Paulina uit de roman. Hij was oorlogsverslaggever en tekende dus voor zijn beroep. De foto werd gemaakt door Nadar over wie één van Bijkaarts’ brieven gaat (13 dec 1975).

Fragment uit Au pair: blz 153:  ‘Een kleine man (….) met een verschrikkelijke energie onder zijn grijze snor’

(Terugtocht)

De generaal, bij wie Paulina als au pair werkzaam is, spreekt lyrisch over de tekenaar. En als hij Nadar, die bevriend was met Guys en een verbluffende techniek beheerste in zijn fotografie, in zijn betoog erbij haalt, wordt de lezer betrokken in een interessante discussie over het verschil tussen schilderen en fotograferen.

(bron: P.Steenhuis, Vrij Nederland, 25 nov 1989)

(foto: Nico Bennemeer)

In 1889 wint Nadar met deze camera, fabricaat van zijn vader, de “Grand prix expositeur universelle”. In Gaudi’s Casa Milà in Barcelona is de camera te bezichtigen. Nadar staat achter zijn statief. WF Hermans wandelde door Barcelona maar merkte voor zover ik weet deze unieke camera bij zijn rondgang niet op. 

portret van WFH door Henk Schiffmacher en Aldert Mantje 

Ik heb er op een bes-hoorn geblazen, in de kerkbanken gezeten, een enkel feestje gevierd in mijn puberjaren. Echt, het eetcafé De Engel op de Albert Cuyp was ooit een Gereformeerde Kerk en daarna een supermarkt: Jac. Hermans, eveneens bekend bij de gereformeerden. Nu kan je er eten onder het levensgrote portret van WF Hermans, gemaakt door de vermaarde tatoeëerder Henk Schiffmacher en Aldert Mantje. Onderdeel van een prachtige portrettengalerij van Nederlandse schrijvers. De overeenkomst tussen gebrandschilderde ramen en tatoeages doet zich plotseling helder aan je voor. Onwillekeurig speur je in dit schilderij naar titels van boeken, zoals je de lijdensweg van Christus in glas-en-lood-ramen volgt. 

Hoeveel portretten zijn er eigenlijk gemaakt van WF Hermans? Het WFH-i wil er een database van aanleggen en het liefst alle portretten tonen. Dit portret zal het instituut nog niet hebben. De verf is in 2006 nog nat. Wat komt er bij u op als u er naar kijkt? ‘Het grote medelijden’ is mijn eerste associatie. Of Cisca van Veelen, de schilderes van het portret, het heeft gelezen weet ik niet, maar zij lijkt iets van een deernisvolle Hermans te hebben waargenomen.