
Wekelijks stuurde WF Hermans zijn Bijkaart-brieven naar het Parool en later naar Nieuwsnet. Zo heeft Trees, mijn buurvrouw, Hermans leren kennen. Zij zag onmiddellijk of er iets van of over de schrijver in de krant stond. De eerste brief van Age Bijkaart dateert van 29 december 1973: ‘Wie is Age Bijkaart?’


Zijn beste vriend, Willem Frederik Hermans, was net als hij weggepest uit Nederland. En ook Bijkaart had een collectie schrijfmachines. Had Hermans eerder gebroken met de Haagse Post, op 14 april 1979 verschijnt na onenigheid met Het Parool de laatste Van Age Bijkaart uit Parijs: ‘Droeve tijding’, Hermans adviseert hem er een punt achter te zetten en Bijkaart heeft liever geen ruzie met WF Hermans! In Nieuwsnet zet Bijkaart zijn column voort.

Op 19 mei 1979 verschijnt de eerste Bijkaart, Parijs: ‘Commercie en corruptie’ in Nieuwsnet. Maar aan het dubbelleven van Bijkaart komt een eind: op 12 januari 1980 verschijnt de laatste Bijkaartbrief. Vanaf nu worden de brieven ondertekend met: W.F. Hermans, Parijs. Waarom?
(fragment uit: Wanklanken uit de Haagse posthoorn (1), 19-05-79)
WFH: “……om nutteloos gezeur […] te voorkomen. Deze beschouwing gaat namelijk over personen die elke gelegenheid tot nutteloos zeuren aangrijpen, als een bedelaar de jaspanden van een toerist.'”


Onder deze titel verschijnen acht artikelen over de Weinrebaffaire. En er zouden nog vele volgen. Bijkaart kwam niet meer terug. De laatste column dateert van 10 april 1980: ‘Bioscooppaleizen’. Hermans publiceert nadien vooral in NRC Handelsblad en Elsevier. De brieven worden gebundeld in 1977. De publicaties na 27 november 1976 zijn voor een goed deel te vinden in:


‘Klaas kwam niet’ (1983) en ‘Door gevaarlijke gekken omringd’ (1988)

Opnieuw Bijkaartbrieven, dit keer bijeengebracht door Arjan Peters. Zo kan je elk jaar een thema bedenken en een deel van de brieven van Bijkaart opnieuw uitbrengen. Wat te denken van een thema als ‘Politieke praatjes’ of ‘Uitvinders uit binnen- en buitenland’ en ‘Miskende meesters’ en natuurlijk ‘Vileine filosofen’. Breng ik iemand op een idee? Is ‘Momenten bij grafmonumenten’ een thema voor u?

En zo heb ik er honderden! Toch eens op thema sorteren…….! Peters dateert deze brief verkeerd: Op bladzij 135 staat het goed, bij de Verantwoording” op blz. 366 wordt het jaar 1979 vermeld.







De Witte Olifant, een legendarische reeks goedkope, gebonden uitgaven van Van Oorschot. Hermans was er niet blij mee. Zonder zijn toestemming werden eerdere drukken van enkele. van deze titels herdrukt. De eigenzinnigheid van de uitgever bracht Hermans bijna tot waanzin. Toch kan je niet zeggen dat Van Oorschot niet zijn best deed Hermans te verkopen. De flaptekst in de 4de druk van ‘De tranen der acacia’s’ b.v. luidt:

De Witte Olifantserie was voor Hermans reden een langdurige en venijnige briefwisseling te voeren met zijn uitgever, die hij betichtte van oplichterij.

Peetvader of Godfather?
De kwalificaties die WF Hermans gaf aan zijn uitgever zijn bekend. Uitgever Geert van Oorschot was een uitvreter, liet Hermans steeds weten. Hermans had te weinig controle op de drukken die verschenen van zijn boeken. Nieuwe drukken verschenen zonder verbeteringen van Hermans’ hand. Vertalingen verschenen zonder voldoende invloed van de schrijver. Het verschijnen van de brieven van Van Oorschot aan Hermans liet op zich wachten. Het was de bedoeling ook Hermans’ brieven aan Van Oorschot in te voegen. Pas in 2004 kwam de toestemming ook deze te publiceren.

De brieven van Van Oorschot zelf laten een ander beeld zien. Die van ‘de vaderlijke zorg’ die Van Oorschot had en heeft willen houden voor zijn schrijvers. Toen geen enkele uitgever zich waagde aan de ‘vuiligheid’ van Hermans (en Van het Reve), liet Van Oorschot ‘De tranen der acacia’s’ verschijnen, wat men er ook van vond.

Complementair aan ‘Hierbij de hele God in proef’, zijn hier dan eindelijk de brieven van WF Hermans aan zijn ‘weldoener’, GA van Oorschot. Onbetaalbaar is het sleutelbegrip. Wat werd aan Hermans allemaal niet betaald?
Gelukkig heeft het boek een leeslint. ‘Hierbij de hele God in proef’ op de ene knie, de werkelijk onbetaalbare vriendschap op de andere en een nieuw toneelstuk is geboren. Met het verschijnen van de brieven van Hermans aan zijn uitgever is de geschiedenis van de teloorgang van een vriendschap stap voor stap te volgen.

Hermans’ vriendschap met Reve leverde uiteindelijk vele brieven op die vermoedens bevestigen, maar vooral verrassend zijn. Reve’s romanpersonages zijn Hermans te vlak: ze doen niets, ze willen niets, ze verlangen niets en zo lijkt alles te kloppen in het saaie leven dat ze leiden. Om in slaap te vallen. “Nee”, zo oppert Hermans: “Geef ze illusies mee, laat ze denken dat ze fantastisch bezig zijn, dan komt de totale mislukking harder aan”. Bij wie? Bij de lezer!. Ja, Hermans had het goed met ons voor.

B.G. Antonissen verhaalt twintig jaar geleden in dit anekdotisch geschrift van een opkomende en een tanende vriendschap tussen Hermans en Reve. Cas Oorthuys schiet 38 foto’s van beide schrijvers die uit balorigheid op het Waterlooplein en in de dakgoten van monumentale Amsterdamse panden hun verveling botvieren. Een aantal is in ‘Verscheur deze brief’ terug te vinden. Van dit boekje werd een luxe editie uitgegeven: 25 stuks in de handel. Op zoek maar weer.

In het blad wordt een overzicht gegeven van de manier waarop literatoren hun romanpersonages laten omgaan met de vraag of hun brief wel aan zal komen. Sita van de Wissel uit ‘Uit talloos veel miljoenen’ krijgt het erg benauwd als zij zich realiseert dat ze vergeten is een postzegel te plakken op de brief die haar toekomst moet bepalen.
Er kan zo weinig misgaan in een land als Nederland, waar de postbezorging een betrouwbaarheid heeft van meer dan 98%. Hermans weet er op niet te overtreffen wijze een basale onzekerheid van te maken, want zijn romanpersonages behoren bij die 2% waarbij het toch nog misgaat.


catalogus Antiquariaat Vd Wiele, Brugge, met ca. 50 brieven Hermans-Gils
Het Letterkundig Museum heeft in de kluis een enorme hoeveelheid correspondentie van en met WF Hermans opgeslagen, die zelden iemand te zien zal krijgen. Het mag dus een wonder heten, dat de brieven aan Van Oorschot en Reve nu al in boekvorm te koop zijn. Verrassend echter is, dat er zomaar ineens een volledige briefwisseling tussen WF Hermans en de Vlaamse dichter/kunstenaar Gust Gils, mede oprichter van Gard Sivik, opduikt en op 6 maart 2008 geveild wordt in Brugge.

Het antiquariaat van Marc van de Wiele biedt ze aan. Hermans onderhield een persoonlijk en warm schriftelijk contact en er waren wederzijdse uitnodigingen elkaar te ontmoeten. Nimmer wijdde Hermans een essay of Bijkaartbrief aan Gust Gils. Alleen bij de bronvermeldingen in ‘Het sadistische universum’, 1964, wordt een verhaal van Gils genoemd: ‘Vernietig het dorp’, dat in latere drukken ‘Versnipper het dorp’ blijkt te heten. Hermans verexcuseerde zich en schreef in een opdracht aan Gils:
“….derde druk, waarin het dorp eindelijk versnipperd wordt’.


In 2005 bleken ook al brieven te koop te zijn geweest. Bij Demian te Antwerpen, de Belgische Hermans-boetiek. Toen stond er een prijs op van 10.000,00 euro voor 13 brieven. Boekhandel Demian had er deze catalogus voor gemaakt.
En nu maar hopen dat het Letterkundig Museum de circa 50 brieven bij Van de Wiele niet koopt, want dan zet Willem Otterspeer er zijn bed neer en duurt het nog langer voor zijn biografie over WF Hermans verschijnt. Hoewel, in Otterspeers kattenboekje blijkt hij al weet te hebben van de briefwisseling tussen Hermans en Gils. Hij citeert een brief uit 1960, die niet in de fraaie catalogus wordt genoemd, maar wel in de Van de Wiele catalogus. Maar dan nog staat in de korte beschrijving niet wat Otterspeer schrijft over katten. Hij moet de vorige eigenaar van de brieven gekend hebben en er in gesnuffeld hebben voor ze te koop kwamen bij Van de Wiele.
Op 13 augustus 2012 verschijnt in het Belgische blad KNACK een artikel van Frank Hellemans met de spectaculaire titel: ‘Correspondentie WF Hermans en Gust Gils boven water’. Gezien alles wat hierboven te lezen valt een merkwaardige titel. Wie, zo vraag ik mij af, heeft dan al die brieven sinds 2005 ónder water gehouden?

De otter, die ze als een speer heeft gelezen, telt in zijn artikel, ‘Hermans en de goede Gust’, in ‘Zuurvrij’, juni 2012 (Vlaams literair archief-tijdschrift) meer dan 60 brieven. De 13 uit 2005 en de ruim 50 uit 2008 zijn ongetwijfeld opgeteld dezelfde. Mogelijk zijn ze ook door dezelfde klant aangekocht. Toch raar, dat niemand goed weet wat er in de afgelopen zeven jaar onder water is gebeurd. Otterspeer kan redding zwemmen. Zowel in het Letterenhuis te Antwerpen als in het Letterkundig Museum in Den Haag, zo blijkt uit Otterspeers artikel, ligt een deel van de correspondentie die de contacten tussen Hermans en Gils rijk geïllustreerd verwoorden en verbeelden. Toch twee klanten dus? Vooral het begin en het einde van de contacten worden beschreven.
Of nu de biografie weer later zal verschijnen of niet, de briefwisseling tussen Hermans en Gils is een interessante. Bundeling levert een hoop nieuwe gezichtspunten op als het gaat om ideeën rond Hermans’ schrijverschap. Zijn uitspraak: “Romans schrijven is wetenschap bedrijven zonder bewijs”, krijgt gegarandeerd meer reliëf. Dan toch maar even opzij leggen, die biografie? Als die maar niet onder water geraakt.

Kousbroek noemde Hermans’ ‘Fotobiografie’ ooit ‘Een ontaarde autobiografie’. Dat moet een spannende briefwisseling geweest zijn.
Deze bundel werd aan mij door een trouwe bezoeker van deze site geopenbaard. Ook nu zou moeten gelden: Houdt het geheim voor Otterspeer, want die heeft het druk met zijn opvang voor legendarische katten! Maar wat, als in mei 2009 Otterspeer na zijn kattenverhalen ook de dader van deze bundel blijkt te zijn?
Ondanks mijn gemopper op Otterspeer is het een omvangrijke en boeiende verzameling brieven geworden, die de gemeenschappelijke gekten van beide schrijvers uitvoerig belichten. De gezamenlijke interesse voor b.v. mechanische technieken, heeft indertijd geleid tot een prachtige aflevering van het tijdschrift ‘Utopia’.
Het uitdoven van vriendschappen hebben we al eerder kunnen meebeleven in brievenbundels (Van Oorschot, Reve, Gils) en ook hier zijn wij er getuige van.
Rudy Kousbroek overleed 4 april 2010.

Eigenlijk was het voorspelbaar. Ook de brieven van Hermans aan Ferdinand Bordewijk komen bovendrijven. Wie heeft er niet in het klasje van De Bree gezeten? En wie interesseert zich niet in hoe het Van der Kabargerbok of Taas Daamde uit Bordewijks sinistere klasje verging? Hermans heeft zich ongetwijfeld zeer aangesproken gevoeld door de karakters in ‘Bint’.
Beider ervaringen hebben bij Hermans en Bordewijk tot een onvermijdelijke briefwisseling geleid, hoewel Hermans nog maar net met het schrijven was begonnen en Bordewijk al een geëerd schrijver was. Willem Otterspeer is de brieven natuurlijk tegengekomen, maar is dit keer niet de bezorger. Dat zijn Marsha Keja en Arno Kuipers.
De presentatie.
Het boek werd samen met ‘De Volledige werken van Willem Frederik Hermans’, deel 14 gepresenteerd in de Koninklijke Bibliotheek.
Alweer brieven. En dat, terwijl Hermans brieven als bron volstrekt wantrouwde. Brieven bevatten leugens. Max Pam benadrukte dat nog eens door de toespraak van WFH, nota bene, gehouden in de Koninklijke Bibliotheek, waarin Hermans dergelijke uitspraken deed aan te halen. (‘Relikwieën en documenten’) Ik had een pen moeten meenemen, want zijn toespraak was een echte Max Pam column. Een goed verhaal dus.
Details over de totstandkoming van het brievenboek, de herkomst van de titel, overeenkomsten en verschillen tussen beide schrijvers, de volle zaal werd erop getrakteerd, zo leek het. En ook de kleinzoon van Bordewijk, die het boek als eerste mocht ontvangen liet zich niet onbetuigd. Alom een sympathieke bijeenkomst.


Hermans heeft al eerder zelf de voorbereidingen voor het brievenboek geschreven. Op 23 maart 1979 stond ‘Bordewijks jeugdportret’ in het NRC/Handelsblad, dat werd opgenomen in ‘Ik draag geen helm met vederbos’. (oktober 1979) Bij het verschijnen van het eerste deel van het verzameld werk van F. Bordewijk werd ook dit bundeltje gepubliceerd, waarin het artikel opnieuw werd opgenomen. (1982) Zowel uit het brievenboek als uit de tekst van dit artikel blijkt hoe weinig diepgang de gesprekken tussen Bordewijk en Hermans hadden. Aan wie lag dat, heeft Hermans zich afgevraagd. In de beschrijving van de twijfel laat Hermans een zeldzame kwetsbaarheid zien. Niet voor niets komt Bordewijks naam in ‘Mandarijnen op zwavelzuur’ slechts één maal voor. Maar dan om duidelijk te maken dat Theun de Vries mocht willen in de schaduw van Bordewijk te kunnen staan.
Hermans als bescheiden leerling van Bordewijk, En, zoals het iedere leerling ooit een keer vergaat: met spijt en schaamte moeten leven met die ene leugen die ten doel had zo snel mogelijk weg te komen van de beklemmende stilte die viel tijdens een van de bezoeken van Hermans aan Bordewijk. Hermans veinsde een enorme hoofdpijn en liet zich naar het station brengen om huiswaarts te keren.


Heeft dat gevoel van schaamte Hermans ertoe gebracht weer later aandacht te schenken aan het werk van Bordewijk? Als de KRO op de radio kenners van Bordewijk aan het woord laat, is Hermans teleurgesteld. De kenners vertellen nauwelijks meer dan iedereen al wist over Bordewijk. Eigenlijk is het bewijs geleverd dat WFH er niet de oorzaak van was dat de gesprekken zo moeizaam verliepen. Ook anderen ondergingen kennelijk dat lot en zelfs wordt duidelijk dat de hele familie weinig mededeelzaam was en dat zou zo blijven, ook toen het brievenboek tot stand moest komen.
En dan springt Hermans in de bres. In het NRC/Handelsblad opnieuw een artikel over zijn leermeester: ‘Bordewijk’s miskende verhalen. De tweede zon’. Een jaar later verscheen ‘De Fruitkar’ met dit artikel, zij het bewerkt, als inleiding.
Het was niet de eerste keer en ook niet de laatste, dat Hermans het opneemt voor vergeten of verguisd talent. Die bewondering van tal van kunstenaars, schrijvers en filosofen laat een bescheiden kant zien van Hermans die vaak niet de scherpslijper was, waarvoor hij gehouden werd.
citaat

En zo krijg ik mijn post de laatste tijd. Hermans laatste woonadres in Parijs in een fraai poststempel. De Bezige Bij gebruikt het bij speciale gelegenheden.


tekening: D Wiarda, uitg Hermans-magazine een eerder ontwerp: J. Veerkamp
een
postzegel
plakken
is niet
nodig