Tijdschriften over WFH

In de IJsbreker aan de Amstel werd de redactie gesignaleerd. Maar nadat het ijs gebroken was, werd het een hete strijd. Hoe een tijdschrift over WF Hermans ontstond, groeide en een kernsplitsing doormaakte; maar vooral hoe de lezer alsmaar verwend werd met nieuwe onthullingen en verrassingen.

A
B
C

DAN ZIJN HIER: 3 x JAARGANG 3, nummer 9

Houdt u de muizen klaar: Is het echte tijdschrift A,B of C ?

Klikt u maar op één van de drie…. 


Drie maal drie is né-hé-gen
Ieder zingt zijn eigen lied
Zal ik het uitlè-hèg-gen?
Want je snapt het niet

Tonnie Luiken was de bedenker.
In deze vorm verscheen:
jrg 1 (91/92) nr 0 – 4

jrg 3 (93/94) nr 9 – 12
jrg 4 (94/95) nr 13 – 14 – 15/16
jrg 5 (95) nr 17

Het juiste antwoord was dus:…..B

Hermansianen, hun idool, hun dwalingen, hun strijd

Je miste jrg 2 (92/93) nr 5 – 8 zeker al? Dirk Baartse en Bob Polak traden toe tot de redactie. De uitgever werd CJ Aarts.

Een nieuwe roofdruk verschijnt: ‘Pang’ (1992). En omdat zwarte boekjes zich niet laten witwassen, krijgt de redactie ruzie.

Tonnie Luiken wordt: Een Huilige van de Uitgeverie

Baartse en Polak zetten het blad eveneens voort. Het inmiddels rode logo met “WFH-Verzamelkrant” mag niet meer. Vanaf nr 10 is er een nieuwe naam: 

‘Hermans-magazine’


jrg 1 en 2 bestaan niet.
jrg 3 t/m 17 verschenen.

Baartse en Polak zullen gedacht hebben dat de WFH-verzamelkrant ter ziele was. Niets bleek minder waar. Er kwam een Sterfboek 2 van Tonnie Luiken, bibliofiel nog wel. Dat moest de kosten drukken van een proces met de familie Hermans. En zo werd nr 23 – 30 van de WFH-Verzamelkrant (1999) gepubliceerd.

Is nu alles duidelijk? Dan kom je op de beurs van kleine uitgevers ook nog deze jrg 3 nr 9 tegen. Piet Schreuders maakt de verwarring compleet:


geen jrg 1 en 2
geen nr 1 – 8

geen jrg 3, nr 10 – 12
geen jrg 4 – 20

geen nrs 10 – 77
Eenmalig en onmisbaar in de chaos.

uitg. J.A. Luiken
uitg. C.J. Aarts

Eh……. dus deze is van eh….., nee, die hoort toch bij, eh….. want deze kwam van eh… of is het nou die andere? Baartse en Polak kwamen er zelf niet meer uit! In Hermans-magazine, jrg 3 nr 10, stonden de verkeerde plaatjes boven de uitgevers afgedrukt. Of was het de verkeerde uitg……. Nou begin ik zelf te twijfelen. 

En om nou te voorkomen dat het een never-ending-story zou worden sloten de heren in nr 11 helaas deze kwestie af met een rectificatie. Piet, Tonnie, Dirk en Bob, toch bedankt. Ik denk dat ik nu nog maar eens van bovenaf begin…., want ik snap toch nog niet helemaal hoe……..

Oh, jeetje, toch niet wéér hè?

Jrg. 10, Nummer 37 (december 2000, f 12,50)
Met o.a. Hermans uit de Brederodestraat en Eerste Helmersstraat
herinneringen aan Hermans’ Parijse periode
Hermans’ jaren aan de Rijksuniversiteit van Groningen

 Jrg. 10, Nummer 37 (december 2000, f 12,50)
Met o.a. Hermans herinneringen aan Hermans’ Parijse periode
Hermans’ jaren aan de Rijksuniversiteit van Groningen
bibliografie incompleet

Jrg. 10, Nummer 37 (december 2000, f 12,50)
Met o.a. Hermans in Kenia en Tanzania
Hermans’ jaren aan de Rijksuniversiteit van Groningen
bibliografie misleidend

Afsluiten? Een traditie moet je in ere houden. Ook jaargang 10, nr 37 heeft drie verschijningsvormen volgens de site van Hermans-magazine op 6 juli 2001.

Hella Haasse interviewt WFH
foto: Tonnie Luiken

In mei 2004 overleed Tonnie Luiken. Hij verstond niet de kunst bij iedereen geliefd te zijn en hield te weinig van zichzelf. Aan hem heb ik alle interviews op deze site te danken. Na alle verwikkelingen met de erven Hermans over rechten gaf hij zijn hele Hermansverzameling op. De interviews kwamen op deze site terecht en Tonnie wenste mij veel succes.  

(foto: Dirk Baartse)

Opmerkelijk, maar terecht staat de redactie van H-m in nummer 11 stil bij de dood van Tonnie Luiken (10 mei 2004), de geestelijke vader van de Hermans tijdschriften. De boeken van Hermans waren een bewijs voor zijn eigen gelijk en altijd een Sterfboek voor Luiken. Enfin, deze pagina is één en al in memoriam.

september 2006: jrg. 15, nr 60

Tja, wat heeft Hermans’ bezoek aan de West opgeleverd? Zijn verblijf in Zuid Afrika heeft meer stof doen opwaaien. Aan de bar zitten mijmeren over de mate van corruptie, die zich verraadt in de lucifers die een land produceert! Dat was wel zo ongeveer de belangrijkste conclusie die WF Hermans trok.

Echt de moeite waard om dat nog eens na te lezen op blz. 19 van ‘De laatste resten tropisch Nederland’. Bestaat Sticusa nog? Het zal wel, maar van een vruchtbare culturele samenwerking tussen Suriname en Nederland is nooit sprake geweest. Dat kan ook niet. Een land dat driehonderd jaar dicteert wat cultuur is, luistert niet, kijkt niet en legt cultuur alleen maar op. En in die sfeer is mevrouw Hermans opgegroeid.

foto: WF Hermans, Avenue aug. 1969

Avenue wilde de mooie plaatjes die Hermans schoot graag publiceren en heeft de zin van Hermans’ reis naar de West enigszins gered. De boodschap was steeds duidelijk: eigen belang, belangenverstrengeling, klassenverschillen en ga zo maar door. Uit verveling werden door Hermans plaatjes geschoten die de vastgeroeste verhoudingen en de immobiliteit op het gebied van culturele samenwerking illustreren.

Wie schetst mijn verbazing als op 22 maart 2007 Prins Willem Otterspeer zich in Paramaribo vertoont om er een lezing te houden? Maakt hij Hermans doelloze reis op zinvolle wijze af na 38 jaar? In Literair Café ‘Tori Oso’ zal het niet erg druk zijn geweest: ik kon op internet geen letter vinden over Hermans’ biograaf in de West. Geheimzinnig hoor; er is vast een verband met die corrupte lucifers (‘De laatste resten Tropisch Nederland’ 1ste dr. blz 19). Otterspeer rookt!!!

2005: Reis naar de west nagereisd

Tien jaar na de dood van Hermans reist Dylan van Eijkeren naar de voormalige gebiedsdelen. Hij gaat er van uit, dat nauwelijks iemand in Nederland weet wat er te weten valt over de geschiedenis van Nederlandse gewesten. En daar kan hij wel eens helemaal gelijk in hebben. Hoe dan ook, weer iemand die in de voetsporen van WF Hermans zijn best doet te doorgronden waar Hermans het in zijn laatste resten over had toen hij in 1969 de West bezocht.

december 2006: jrg 16, nr 61

Vader en zoon. De Heilige Geest zit ‘m in de humor. Hoe vader Hermans ook zijn zwartgalligheid heeft geëtaleerd, zijn innerlijke pret is ongetwijfeld ook bij zoonlief een levenshouding geworden. “Leuke website”, zei Ruprecht tegen mij, toen ik in de Nieuwe Kerk bekende de maker te zijn van www.wfhermans.net. Breed lachend waarschuwde hij mij voor de bevriende advocaat die naast hem stond. “Hem laat ik ongenadig op je los als je te ver gaat in het publiceren van auteursrechtelijk beschermde teksten”. Overigens deed deze jurist zich beslist voor als een zeer beminnelijk mens.

Hield de vader zijn zoon buiten de publiciteit, bij deze gelegenheid had de zoon een prominente rol. Een kijkje in het verleden van een opgroeiende Hermans jr. en de keus spreekbuis van zijn ouders te willen zijn bij de overhandiging van het eerste exemplaar van de ‘Volledige werken’ aan Prins Willem Alexander, die kennelijk gebeld is, omdat hij er jaren geleden zelf om vroeg.

maart 2007, jrg. 16, nr 62 en 62A

“Taterratá!!”

“Taterrataterrataterratáááá!!!!”

Ook WF Hermans hield een schriftje bij, waarin hij domme fouten van anderen noteerde. En dat schriftje was niet te koop, net als H-m 62A, dat als verrassing, door Bob Polak en Dirk Baartse aan alle abonnees exclusief werd aangeboden. 31 Pagina’s met verbeteringen rond de registers op de ‘Volledige werken’ deel 12.

Wat een werk, die lui hebben helemaal geen tijd meer voor hun hobby……..!

En nr 62? De Gemeente Waterland heeft niet toegestaan dat de heren redacteuren hun wetenschappelijk werk tot achter loket burgerzaken in het gemeentehuis te Monnickendam konden uitvoeren. Maar dat is je reinste belemmering van het uitoefenen van de verheven taak, persoonsgegevens van Hermans’ nazaten in kaart te brengen! Zo wordt het nooit duidelijk hoe laat de kleinkinderen van WFH opstaan en naar school gaan, en zo.

Ik wacht met smart op de aflevering van juni: die gaat over Hermans en het niets. Daar kan je tenminste mee thuiskomen!

juni 2009, jrg 18, nr 71

Nee, geen dubbelnummer, maar twee halve, met alle gevolgen van dien. In beide helften lijkt het thema Parijs de boventoon te voeren, maar nader beschouwd is het thema: Het spiesen van Otterspeer.

Eerlijk gezegd doe ik daar ook aan mee. Zo kort voor de zomervakantie weet ik hoe ik mijn leerlingen op school volgend jaar de voorzetsels ga aanleren. Liet ik mijn leerlingen voorheen heel creatief eerst een ‘Geverfde vogel’  in, om, van, met de kooi vliegen, nu steek ik geen tijd meer in dat creatieve proces. Aan Jerzy Kosinski zijn de kinderen toch niet toe. Bovendien gaat het in het basisonderwijs uitsluitend nog om prestatie. Weg met al dat geklieder met verf.

Het kattenboekje van Otterspeer bracht mij op het idee. De kat die hij uitdeelde aan de redactie van H-m leidde mij naar het volgende, didactisch hulpmiddel

De kat van ome Willem

De kat voor ome willem

Da kat aan ome Willem

De kat achter ome Willem

De kat in ome Willem

(die andere ome Willem overigens, aldus Otterspeer)

De kat naast ome Willem

enz.

Nou ja, en dat zowel Willem Frederik Hermans, als Richard Simmillion, als Age Bijkaart regelmatig naar dezelfde kapper gingen, is verder natuurlijk reuze interessant.

oktober 2009, jrg 18, nr 72

De aftakeling is een feit: De beruchte, verscheurende en roggelende hoest van WF Hermans speelt ook in zijn boeken een grote rol. Van bukshag tot joint, alles is in zijn werken terug te vinden. De timing van het thema kon niet beter: Vinkenoog en Hermans worden verbonden kort na de dood van Neerlands blowende kunstenaar. Maar wat is de metafoor?

Hermans-magazine begint aan haar voorlaatste jaargang. Raymond Benders had een vooruitziende blik. Hij betaalde voor vier jaargangen ineens. Precies tot de laatste van H-m. Of had hij voorkennis? Hoe dan ook, wat nu nog in dit tijdschrift verschijnt in 2010 en 2011 zijn de laatste resten Hermans-magazine.

In een begeleidende brief kondigen de heren Baartse en Polak hun laatste twee jaargangen aan. Twintig jaar Hermanstijdschrift. Voor een terugblik is het te vroeg. Maar ik zit nu al met de gevolgen. En het WFH-i ook. Het digitale tijdschrift ‘Hermansiana’ van het Willem Frederik Hermans Instituut moet nu toch op gang komen, want ik zie mij op deze site niet het speurwerk verrichten (zo ik dat zou willen overigens), dat H-m in de afgelopen jaren deed.

Misschien is er één pluspunt: zolang de ‘Volledige werken van Willem Frederik Hermans’ nog niet zijn voltooid, kan ik zeggen dat ik de volledige werken van Luiken, Baartse en Polak bezit. En ‘volledig’, dat scheelt honderd euro bij de antiquaar volgens de redacteuren.
december 2009, jrg 19, nr 73

Een themanummer over de korte tijd die WF Hermans in Brussel woonde. Op één of andere manier is er bij velen de directe associatie met de dood van de schrijver. Ook in deze aflevering blijkt dat deze periode als de inleiding er van wordt gezien.

foto: Job van ’t Hoff

Zou u mij trouwens herkennen in de Bijenkorf of zo? Vanaf nu wel hoor! Sinds de Hermansavond in de Janskerk in Haarlem kan ik zonder zonnebril en mondkapje niet meer de straat op. H-m was er ook.

Jongens en meisjes, luister, want jullie papa en mama hebben besloten jullie weer eens een mooi voorleesboek te geven. Naast Het Grote Sprookjes Boek komt ‘Het Grote Willem Frederik Hermans Boek’ op jullie boekenplankje te staan.

Wees er zuinig op, want papa en mama vonden het niet leuk dat de staart van ‘Het Grote Boek van De Poezenkrant’ van Piet Schreuders er helemaal af ging, toen jullie er mee speelden. En ome Dirk en oom Bob hebben heel hard aan hun Grote Hermansboek gewerkt hoor! Jullie moeten nog wel even wachten: je krijgt je cadeautje pas in maart 2010.

maart 2008, jrg 17, nr 66

Met de Canon van WFH uit H-m nr. 66 als uitgangspunt brengen Baartse en Polak als autonomen een overzicht van tijd, werk en leven van WF Hermans op de markt. Het materiaal dat door Hermans-magazine in de afgelopen decennia is verzameld moest wel leiden tot nieuwe publicaties. Die gedachte had ik direct na de aankondiging te stoppen met het tijdschrift. Zo langzamerhand is er, de redactie kennende, een gigantisch dossier ontstaan, waarmee met de kennis van nu ongetwijfeld interessante dwarsdoorsneden zijn te maken over tal van onderwerpen. Ik had zuks pas verwacht na het laatste H-m nummer (jrg 20, nr 80), september 2011. Na de biografie van Willem Otterspeer dus.

Oóóóóóóóóóóóóóóóóóóh,  maar wacht eens even, d………………………………………………..!

Inderdaad, groot is het wel. Bijna even groot als het poezenboek. Dat heb ik hier iets kleiner gemaakt. Hebt u dan ook die collage in gedachten?

Baartse en Polak stellen zich in hun Grote Boek bescheiden op. “Het is geen biografie… laat staan een intellectuele…” Die eer laten zij Otterspeer. En mopperen is niet het hoofddoel van deze leesbare dwarsdoorsnede van 18 jaar Hermans tijdschrift. Als je de leeftijd hebt, werkt de chronologie van de thema’s als een documentaire over zestig jaar schrijverschap.

april 2010, jrg 19, nr 74

Met een stappenmeter, zo lijkt het, wordt in dit nummer de Finnmarkentocht van Max Pam nagelopen, die op zijn beurt de voetsporen van Hermans, of beter die van Alfred Issendorf uit ‘Nooit meer slapen’ volgde. Overigens wordt er heel wat nagelopen: Otterspeer in Canada, Pam in Lapland, Van Eijkeren in Suriname. En dan heb ik het nog niet over de literaire wandelingen in eigen land of stad. Hoe dan ook, Max Pam heeft een mooi portret gemaakt van de legendarische tocht, maar nam het niet zo nauw met de geografische plaatsbepalingen uit de roman, zo blijkt uit het verslag van de jongste naloper Paul Hesp.

Verder werd een hele pagina gewijd aan de ‘Volledige werken van Willem Frederik Hermans’ deel 13, dat niet verscheen. Polak en Baartse kozen voor de Wittgensteiner benadering. We hebben nog zes afleveringen van H-m te gaan. Hoe zal de allerlaatste er uitzien?

juni 2010, jrg 19, nr 75 en 75a

Een dubbelnummer van H-m. Eén om bij mooi weer Zorgvlied te bezoeken en te zien wie er uit de Hermans periferie begraven ligt en één om er vast een plekje te zoeken voor Willem Otterspeer. Want sjonge jonge, wat is H-m ongenadig voor de Hermans-biograaf. Eigenlijk was dat wel te verwachten na de katten die door hem werden uitgedeeld. Of is hier het vraagstuk van de kip en het ei weer eens van toepassing? Verheffender zal het niet worden, vrees ik. De publicaties van Otterspeer worden door H-m één voor één afgeserveerd. Hij doet het niet. Hij kan het niet en de belofte elkaar tot in de eeuwigheid op leven en dood te bestrijden, lijkt te zijn gedaan.

oktober 2010, jrg 19, nr 76
Atrebatenstraat 61, Brussel (foto: Dirk Baartse)
Belgiëlei 191 en 193, Antwerpen. (foto: Lucas Mariën).

Voetsporen van WFH in Antwerpen, waar WF Hermans ooit bijna naast zijn eigen huis in Brussel had willen wonen. Voorts een voorproefje op een nieuwe brievenbundel. Dit keer de correspondentie tussen Hermans-magazine en Irene Klein,  een nogal chaotische au pair waarschijnlijk, woonachtig in Parijs, die ondanks een warme familierelatie er maar niet in slaagt de door haar gewenste oude nummers van H-m te bemachtigen en, om maar wat te noemen, tot twee maal toe jrg. 18 nr 71 bestelt als jrg. 18 nr 7. Uit de brievenbundel zal blijken of Irene haar scriptie over de Parijse werken van WFH heeft kunnen schrijven of niet. Zou ik haar werkstuk kunnen bestellen?

december 2010, jrg 20, nr 77

De laatste jaargang. Er is sprake van een overlap als het gaat om de redacteuren van Propria Cures en die van H-m. Wordt er in het geheim gewerkt aan een fusie? Wat betekent: “Nummer 80 zal het laatste reguliere nummer zijn”? Kruipt ook stollend bloed waar het niet gaan kan? Wij wachten het af.

maart 2011, jrg 20, nr 78

Van de dokter moet ik meer bewegen. Geen probleem: ik heb mijn plannen klaar, dankzij deze aflevering van H-m. Of ik nu Groningen, Amsterdam, Haarlem of Brussel bezoek, er zijn weer meer voetsporen van WF Hermans te vinden, in oorlogstijd, maar zeker ook erna. ‘Madelon in de mist van het schimmenrijk’, ‘De donkere kamer van Damokles’ in de koffer en stappen maar. En ik denk dat ik ook maar een onderzoek doe naar de naambordjes van de familie Hermans. Ik vermoed dat er na Spilsluizen 17a gebruik gemaakt werd van zelfklevende naambordjes op de deur. Dat om te voorkomen dat de gevels van de huizen waar Hermans woonde ontsierd zouden worden door talloos veel miljoenen gaatjes.

juli 2011, jrg 20, nr 79

Veel bewoners van de Wokenkrabber aan het Daniël Willinkplein (Nu Victorieplein) hebben de razzia’s in de Tweede Wereldoorlog niet overleefd. De hele buurt had het zwaar te verduren wat dat betreft. Geen wonder dat er zelden 22 gezinnen de wolkenkrabber bewoonden. Altijd was er wel een aantal woningen leeg in de oorlogsjaren. In ‘De tranen der acacia’s’ hield Hermans daar even geen rekening mee. H-m somt alle mogelijke bewoners op uit die periode en zoekt uit op welke verdieping zich fragmenten van het boek afspelen. Interessante aanvullingen op wat wij al wisten door eerdere artikelen in H-m

en van Piet Schreuders’ tijdschrift ‘De Wolkenkrabber’.

oktober 2011, jrg 20, nr 80

Nooit meer H-m.

In een “Was ich noch zu sagen hätte…., und ein letztes Glas im stehen” toch nog resultaat van onderzoek naar “Wie, wat, waar en hoe”: ‘Nooit meer slapen’, ‘De tranen der acacia’s’, ‘De laatste resten tropisch Nederland’, de jeugdboeken die Hermans las en ga zo maar door. Enkele statieportretten van de heren Baartse, Polak en Delvigne ontbreken aan de staande receptie niet. De bizarre wordingsgeschiedenis van het tijdschrift, het geruzie binnen de redactie, Piet Schreuders’ kattenkwaad, enfin, een collage van twintig jaar H-m (Heavy metall), waarin een onvermijdelijke metaalmoeheid optrad.

Eén metaalsplinter haal ik er met pincet nog wel uit: De rubriek ‘Lettres’ opent met mijn eigen aankondiging van de laatste twee jaargangen van H-m. De tekst werd net even anders dan de mijne geciteerd. Net als bij WF Hermans geldt ook voor mij, dat de laatste tekstrevisie bepaalt wat er herdrukt zou mogen worden.

En is het dan over? Natuurlijk niet. Als in november 2012 Nederland ‘De donkere kamer van Damokles‘ leest kan je er als H-m niet omheen. Dus verschijnt na het laatste nr. 80 nu nr. 80a. De artikelen hebben in eerdere afleveringen gestaan. Maar denk nu niet dat het makkelijk is een exemplaar te bemachtigen: je moet er iets voor doen. Bijvoorbeeld een driejarig abonnement nemen op het nieuwe blad van Polak: De God van Nederland. Dan krijg je 80a thuisgestuurd. Ik heb zo’n abonnement niet. Hoe ik er dan aan kom?

Toen op een mistige novemberdag de schemering begon te vallen, doemde er bij mij achter in het water langs het weiland een klein, legergroen, Amerikaans landingsvaartuig uit de mist op. Het legde aan en er stapte een marinier uit gekleed in een Engels uniform. Natuurlijk liet ik hem binnen via de tuindeuren. Hij stak meteen van wal: of ik ‘dit tijdschrift’ wilde scannen. Ik kon het niet weigeren en begon er direct aan. Tijdens het scannen viel mij op hoezeer de geüniformeerde op mij leek. Als twee druppels water! Hij was ongeschoren, ik ook…. eh. Dat was het enige verschil. De scans werden op een stick gezet. “Ik laat je nog weten waar je de stick in het diepste geheim moet afleveren en denk er om, ik ben hier nooit geweest; als Nederland dit leest…….“, zei hij, terwijl hij mij met een veel betekende blik strak aankeek. Daarna verdween hij via de voordeur buiten in de mist.

Net een film.

(klikken mag!)

Met WF Hermans als aanspreekpunt brachten leerlingen van het Barlaeusgymnasium in september 2000, ter gelegenheid van het WFH-festival aan de overkant in De Balie een ode aan de schrijver die ooit in hetzelfde schoolblad zijn eerste literaire verkenning deed: ‘Midwinterblazen’ (10 febr 1934)

(fragm. interview M. Oude Stegge, 1969)

M: Hoe was de Nederlandse les vroeger bij u op het gymnasium?

WFH: Er waren op mijn school, van 300 leerlingen, bij mijn weten maar twee jongens die zich interesseerden voor literatuur die toén modern was (dat was Marsman, Slauerhoff, Du Perron, Ter Braak). Daarvan was ik er één. Verder niemand die zich er voor interesseerde. De leraren gingen niet verder dan zo’n Arthur van Schendel en de meeste leerlingen lazen überhaupt niets. Op school kwam je niet verder dan de Tachtigers: Kloos, Van Deyssel, Couperus maar daarmee was het dan wel afgelopen….”

Fragmenten uit Conserve (1947) waren de eerste pennenstreken in Criterium (oktober 1945). In november 1946 maakte WF Hermans deel uit van de redactie.

(4de, 1961)

Zo kon hij bovenstaand boek publiceren, want uitgevers weigerden het manuscript. Er waren twaalf afleveringen, het laatste fragment van ‘De tranen der acacia’s’ verscheen in december 1947. De eerste druk kwam in 1949 uit.

Auke Kok in Hollands Diep maart/april 2009

Ik was er al een hele poos bang voor. De initialen van Willem Frederik Hermans zijn dezelfde. Dat vraagt om vergelijkingen en het verzinnen van overeenkomsten. Auke Kok gaat er mee aan de haal en schrijft een smakeloos verslag van de vorderingen van het proces tegen Willem Frederik Holleeder. Niet als Auke Kok, maar als een schrijver met de inspiratie die WF Hermans had bij het schrijven van ‘De donkere kamer van Damokles’. Was bij Hermans Anton van der Waals, na de Tweede Wereldoorlog als verrader ter dood veroordeeld, de inspiratiebron voor het schrijven van ‘De donkere kamer van Damokles’, bij Kok is het Holleeder die tot de verbeelding spreekt. Zou het kunnen zijn, dat die Holleeder toch minder schuldig is als hij tot dusverre lijkt……? En dan slaan bij Kok de stoppen door: hij heeft gelijk de titel van de eigentijdse Donkere kamer in zijn hoofd en zeurt over het mistige gebied tussen goed en kwaad.

Hollands Diep had de literatuur ooit hoog in het vaandel. Het blad redde het niet in de zeventiger jaren. De glossy wedergeboorte van het blad tracht de aandacht voor literatuur te doen herleven. Maar dit is geen aandacht voor literatuur. dit is literatuur er met de haren bij slepen. En de vergelijkingen? Ja, Auke, je bent net Willem Frederik Hermans hoor.

1995
De Bezige Bij, 2010
2005

Ik kan er niet omheen. 15 Jaar na ‘De verrader, leven en dood van Anton van der Waals’, nu een boek waarin Kok het verhaal van de oorlogsbruid van Van der Waals vertelt. Het relaas van een vrouw, Corrie den Held, die tijdens haar korte huwelijk door haar toewijding, liefde en gevoel van geborgenheid niet in staat was haar oordeelsvermogen te gebruiken en onderdeel werd van leugen en bedrog, diefstal, moord en verraad. Hoewel zij tijdens de rechtszitting getuige was  tegen Van der Waals, heeft zij jarenlang als het ware onder verdoving haar leven geleid. Nu echter lijkt die te zijn uitgewerkt en vertrouwde zij haar verhaal toe aan Auke Kok.

En als tijdens een interview met 1 Vandaag op 4 mei 2010 de vraag wordt gesteld of Corrie den Held achter de terdoodveroordeling van haar toenmalige geliefde staat, antwoordt zij na enige introspectie met een overtuigend “ja”. Alleen al om haar, was ik deze vierde mei twee minuten stil.

Die Holleeder onzin zal ik Auke nu maar vergeven.

Ik zie liever dit uiterst zeldzame 0 nummer van Hollands Diep (1975). Deze WFH is in tegenstelling tot de WFH van hierboven uiterst vriendelijk voor oudere dametjes. Iets minder vriendelijk was WFH voor zijn collega’s aan de Groningse universiteit. In dit 0 nummer een voorpublicatie van ‘Onder professoren’.

Hollands Diep las je als je NRC-Handelsblad las, maar vooral als je NRC-Handelsblad niet las. Waarom het blad het uiteindelijk toch niet redde? Tja, aan het formaat kon het niet liggen: even groot als de Panorama destijds. Alleen de Panorama had lang niet het ‘formaat’ van Hollands Diep, als je begrijpt wat ik bedoel. En dat kon je weer niet uitleggen aan al die Panorama-lezers, daar waren er genoeg van, vandaar.

Hermans schreef met grote regelmaat voor Hollands Diep. Na de teloorgang van het blad verschenen artikelen veelal in NRC-Handelsblad, Elsevier, Het Parool (Age Bijkaart) en later in Nieuwsnet.


Bibliofiele uitgave van Het motorzijspan, nr. 16/150), november 2016.

Een welkom initiatief van Hermans-verzamelaars en publicisten, na een tumultueus en teleurstellend resultaat t.a.v. de biografie van Willem Otterspeer. Het waren niet de minsten, die het initiatief van de verzamelaars krachtig ondersteunden: Max Pam, Hans Renders en Piet Schreuders zijn de redacteuren van deze uitgave, die niet alleen een andere Hermans belicht, maar ook een eerherstel is voor Tonnie Luiken, de bedenker van de WFH-Verzamelkrant.

Het eerste Sterfboek (1996) werd uit de handel genomen op last van de Erven Hermans. Luiken schond het auteursrecht en werd zwaar beboet. Aanleiding voor een tweede Sterfboek (1999), deels bibliofiel uitgegeven. Dat moest iets van de financiële gevolgen compenseren. Van meet af aan was er het plan een derde Sterfboek uit te brengen. Daarin moest een personenregister worden opgenomen voor alle drie de boeken. Dat is nu gebeurd.

Intimi kennen de droeve levensgeschiedenis van Tonnie Luiken. In de nieuwe bundel een betrokken en prachtig beeld van de fanatieke fan die Luiken was, zijn kennis rond WFH, zijn dramatische levensloop, oorzaak en aanleiding voor zijn zelfgekozen dood. Een aangrijpend openingsstuk van Hans Renders o.d.t. Een gemaltraiteerde fan.

Rectificatie

In het openingsstuk van Renders een onjuiste interpretatie van de geschiedenis rond het signeren van Vincent Literator. Renders gaat er van uit dat Tonnie Luiken dit gesigneerde boekje naliet en dat dat later in mijn collectie terecht kwam. Dat is niet juist. Niet Luiken, maar ikzelf liet het boekje signeren door WFH en door Theo van Gogh. Op 9 december 1994 nam ik het mee naar de Nassaukerk op de Wittenkade in de Amsterdamse staatsliedenbuurt, waar Hermans een prettig gesprek met Van Gogh zou hebben. Deze prikkelende combinatie was voor mij aanleiding. De reactie van Hermans en Van Gogh op mijn verzoek beiden Vincent literator te signeren, terwijl alle andere bezoekers met Malle Hugo in de rij stonden, was onvergetelijk: “Ah, u hebt een ander werk van mij meegenomen, zie ik…”, merkte Hermans op. Ik wees op de familiebanden van Theo met Vincent en de Hermans-Van Gogh combinatie van deze avond, aanleiding om met het verzoek te komen om beider handtekeningen te zetten. “Ja, maar ik ga toch niet signeren wat ik niet geschreven heb, ik ga toch niet knoeien in andermans boek…”, pruttelde Theo. “Welnee, meneer hier legt het toch uit: we zijn vanavond één familie! Hier, je mag mijn pen wel even lenen, wacht, dat teken ik hier en jij daar onder”. En zo geschiedde het.

Dit boekje is dus nooit eigendom geweest van Tonnie Luiken.

Tonnie Luiken heb ik diverse keren ontmoet. Zo kocht ik de bibliofiele uitgave van Geyerstein’s Dynamiek (50 ex. genummerd) van hem en kreeg ik vijf floppy’s met vrijwel alle interviews met WFH, vanaf de vijftiger jaren uitgewerkt van hem. “Geweldig als je die op jouw site zou kunnen zetten”. Daar ben ik Tonnie nog altijd heel dankbaar voor.