Vragen aan W.F. Hermans
Schrijfkrant 1, nieuwjaar 1965. (proefnummer)
1 . Waar had u geboren willen worden, wanneer en als wie?
Heb ik mij nooit afgevraagd, een van de weinige dingen waar ik blij om ben.
2 . Wat zouden uw laatste woorden zijn, als u het voor het zeggen had?
U komt toch ook luisteren als het zover is?
3 . Wat is uw eerste jeugdherinnering?
Wacht u mijn autobiografie maar af.
4 . Van welke groente houdt u het meest?
U schijnt bang te zijn dat uw lezers mij ten eten zullen vragen.
5 . Wat vindt u het meest opmerkelijke in de Nederlander?
Dat hij er zo weinig voor over heeft zijn verveling te bestrijden.
6 . Wat boeit u het meest in het hedendaagse leven?
De voortdurend groter wordende discrepantie tussen de wetenschappelijke ontwikkeling en de stompzinnigheid van de alledaagse meningen, wetgeving, politiek en religie.
7 . Waar bent u het bangst voor?
Daarvoor ben ik te bang om het aan iemand te durven vertellen.
8 . Welk boek heeft de grootste invloed op u gehad?
Sofokles: ANTIGONE.
9 . Wanneer schrijft u: overdag of ’s nachts?
’s Nachts.
10. Wat is volgens u het grootste misverstand in de Nederlandse literatuur?
Gebrek aan hartstocht voor het fantastische.