Kunst van Nu, november 1963
Vanuit zijn woonplaats Groningen (waar hij zetelt op de lector stoel fysische geografie) bestookt Willem Frederik Hermans, 40, de rest van Nederland met vurige geschriften: Dinky Toys in het tijdschrift Podium, fragmenten in het driemaandelijkse Randstad, interviews met weekbladen en tijdschriften (Bourgond en Gard Sivik), die hij zelf nauwkeurig op de band noteert.
Sinds zijn eerste gedichten in 1944 werden gepubliceerd, heeft het hem nimmer ontbroken aan uitgevers die zijn werk wilden uitgeven, al bestaat er van elk van zijn werken een boeiend verhaal over markt, herdruk en verfilming (‘De donkere kamer van Damocles’, die ‘Als twee druppels water’ werd). Het lijkt, alsof zijn werk wordt gekarakteriseerd door de titel van zijn verhalenbundel ‘Moedwil en misverstand’: de moedwil van zijn overtuiging, die hij steeds aan de openbaarheid prijsgeeft, en daarmee de misverstanden overal weet op te wekken.
Enkele jaren geleden publiceerde hij in Podium de serie filippica’s MANDARIJNEN OP ZWAVELZUUR, die hem de vriendschap kostte van Adriaan Morriën en professor W.H. Nagel; in een literair strijdspel verschenen pamfletten bij de uitgevers Van Oorschot en De Bezige Bij: geen van beide uitgevers, die het werk van Hermans aan de markt brengen, voelde echter voor uitgave van deze artikelenreeks. In verschillende dagbladen en literaire tijdschriften heeft Hermans de laatste tijd de verschijning van zijn MANDARIJNEN OP ZWAVELZUUR in eigen beheer (à ¦ 24,95) aangekondigd. Deze vreemde situatie: de schrijver als zijn eigen uitgever, bracht de redactie van Kunst van Nu er toe Hermans enkele vragen voor te leggen.
1 Hebt u geprobeerd de volledige Mandarijnen op Zwavelzuur bij een uitgever onder te brengen voor u het besluit nam het zelf te gaan doen?
Het manuscript van Mandarijnen op Zwavelzuur is acht jaar disponibel geweest, bij wijze van spreken. Zeven uitgevers (waarvan vier zeer belangrijke) hebben het in huis gehad en gesidderd.
2 In uw advertentie schrijft u dat dit het boek is waarvoor alle uitgevers sidderen. Gelooft u dat Mandarijnen op Zwavelzuur een economisch effect zal hebben?
Ik heb niet met het manuscript geleurd, maar het ter inzage gegeven als een uitgever er naar vroeg. Ik neem aan dat de uitgevers die er in die acht jaar niet naar hebben gevraagd, ook hebben gesidderd, want anders zijn uitgevers niet zo bedeesd. Over eventuele economische effecten van het boek, heb ik niet nagedacht; de uitgevers evenmin, anders hadden zij elkaar het manuscript uit handen gerukt.
3 Beschouwt u Mandarijnen op Zwavelzuur als een vorm van literaire kritiek?
De diverse hoofdstukjes van Mandarijnen op Zwavelzuur lopen uiteen van vrolijke vermaningen tot schoolmeesterlijk-geduldige analyses, wat met de laatste modeterm ‘close-reading’ wordt genoemd. Welke behandeling een auteur ten deel valt hangt af van de mate waarin hij tekenend is voor de Nederlandse literatuur als geheel, van de weerklank die hij vindt, van de mate waarin deze weerklank onrechtmatig is en hoe funest zijn invloed.
4 Denkt u dat hardhandig aangepakte schrijvers er inderdaad iets aan zullen hebben in die zin, dat na lezing van uw Mandarijnen hun een ander licht omtrent hun werk is opgegaan?
We moeten natuurlijk hopen dat de aangevallenen er iets aan zullen hebben. Maar zelfs als zij het licht niet zouden zien, hebben zij nog alle reden tot dankbaarheid. In 1952 kreeg ik ruzie met Josef Cals, een staatssecretaris. Even later promoveerde hij tot minister, wat hij meer dan tien jaar is gebleven. J.B. Charles, door mij aangevallen in 1955, werd een jaar later professor, zoals hij al gedacht had. De onleesbare werken van dr. h.c. V.E. van Vriesland werden uitgegeven met steun van het Prins Bernhardfonds. Theun de Vries wiens Hongaarse paradijsschildering door mij bestreden werd in 1955, kreeg in 1963 de P.C. Hooftprijs, hoewel de Hongaarse opstand van 1956 mij in het gelijk had gesteld. De opstandelingen kregen trouwens ook de kous op de kop, zoals u weet. Niemand hoeft zich dus te beklagen.
5 Hebt u zich een voorstelling gemaakt waarop het boek door de kritiek zal worden ontvangen?
Toen in 1952 mijn roman Ik heb altijd gelijk verscheen, zeiden 99 van 100 critici: Ha, ha, lekker ongelijk.
Hierin kwam verandering nadat vijf jaar later de Engelse ‘angry young men’ op het toneel waren verschenen. Zelfs Idil rekent ‘Ik heb altijd gelijk’ nu niet meer tot de verboden lectuur. In de kranten werd ik voortaan wegens dit boek een ‘angry young (resp. old) man’ genoemd, waar ik niet blij mee ben, want ik was er tenslotte eerder dan die Engelse snotneuzen.
6 Denkt u dat u deze reeks nog eens zult voortzetten?
Misschien dat de Mandarijnen iets dergelijks overkomt. In 1959 publiceerde de beroemde Amerikaanse schrijver Norman Mailer ‘Advertisements for myself’, een boek dat een beetje op Mandarijnen op Zwavelzuur lijkt. Ik geef maar een wenk.
Het is voor mij verdrietig dat in Nederland, waar haast nooit iets eerder gebeurt dan in het buitenland, in de schaarse gevallen dat dit wél het geval is, er altijd gewacht wordt tot het buitenland ook zo ver is, voor iemand zijn best doet het te begrijpen. Maar wat kan ik daaraan doen?
Ik hoop niet, zoals Multatuli, de enige Nederlandse auteur die ik (sinds mijn twaalfde jaar) geregeld lees, letterlijk te stikken van verbittering. Dit is meteen het antwoord op vraag 6.
Mocht er bezwaar worden gemaakt tegen het gebruik van de tekst van dit interview, dan zal het terstond worden verwijderd.