De Volkskrant, 16/05/86
Philip Freriks

Niet op Foto 86, wel vanaf 5 september in het Stedelijk Museum in Amsterdam: foto’s van Willem Frederik Hermans. Op dezelfde dag verschijnt bij De Bezige Bij een fotoboek van Hermans, Koningin Eenoog. Waar komt zijn liefde voor de camera vandaan? Philip Freriks vroeg het de schrijver in zijn Parijse woning.
Willem Frederik Hermans, fotograaf:
‘Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik die foto’s zo moest maken dat ik ze desnoods zou kunnen publiceren. Niet zo van ik-ben-maar-een-beetje-tevreden en Pietje staat erop en Jantje staat erop en z’n oor niet. Ik heb altijd de aandrang gehad om er iets toonbaars van te maken. Ik vind schrijven veel makkelijker, veel vrijer.’
‘Je hebt die beroemde uitspraak van Gerard den Brabander. Kleine slaaf van papier en taal of iets dergelijks, maar een schrijver is een god in vergelijking met een fotograaf, die eigenlijk maar een apostel is. Een wierookvatzwaaier. Ja, dat moet je boven het artikel zetten: een fotograaf is de wierookvatzwaaier van de werkelijkheid. Dat is prachtig voor de Volkskrant als rooms dagblad.’
Sardonisch gelach.
‘Als 11-jarig jongetje deed ik het al. Ik heb een boek gepubliceerd onder de titel Fotobiografie met m’n alleroudste foto’s. Gemaakt met een boxje. Maar het zijn hele mooie foto’s, vind ik. Een merkwaardig interieur van mijn grootmoeder. Ze woonde in de De Clercqstraat. Ze had een hele kamer vol met trofeeën van mijn grootvader, die amateur-dirigent was van zangverenigingen en zo. Daarmee won hij bronzen beelden bij uitvoeringen. Later heb ik op een rommelmarkt een 9 bij 12 platencamera gekocht. Daarmee heb ik heel mooie foto’s gemaakt, al zeg ik het zelf. Dat kon ik wel.’
‘In dit nieuwe boek staan de oudste foto’s uit 1948, toen ik in Canada was. Een Indiaans jongetje, een hotel waar ik logeerde, een huis in een settlement. Ik had toen een tijd niet gefotografeerd, want ik had het zo druk met schrijven. In een tweedehandswinkel heb ik toen een cameraatje gekocht. Een Baby-Ikonta. De meeste foto’s heb ik met Leica’s gemaakt. Ik heb een handvol oude Leica’s. Dat vind ik een heel prettige camera. Ik heb ook veel moderne camera’s natuurlijk. Bij veel van mijn artikelen maakte ik zelf mijn foto’s. In zwartwit en kleur. Ik heb ook veel dia’s.’
‘Ik zal je vertellen wat ik met fotografie heb, voor zover ik dat zelf weet. Zo precies is dat niet. Een van mijn overwegingen is dat in de Nederlandse romans zo veel de omgeving wordt beschreven, als je dat met het buitenland vergelijkt. Die doen dat niet, want die vinden het tijdverlies om te beschrijven hoe de vork op tafel lag of wat voor weer het was en hoe de blaadjes van de bomen vielen. Maar iedereen met een lichtelijk poëtisch gemoed is gevoelig voor dat soort fenomenen, hè. Hoe de vorken op tafel liggen, hoe de blaadjes geel worden, enzovoort. Maar in plaats van dat nu alles in mijn romans op te nemen, maak ik daar foto’s van.’
‘Ik maak ook betrekkelijk veel foto’s van mensen. Dat heb ik lang niet gedurfd. Je zult het niet geloven, maar van huis uit ben ik een tamelijk verlegen persoon. Bescheiden en verlegen. En zo mensen op straat, zo whop aanschieten, dat is eigenlijk net alsof je een pistool op ze richt. In de jaren vijftig heb ik heel veel van een nu vergeten fotograaf geleerd. Nico Jesse heette hij. Hij had het boek Vrouwen van Parijs gemaakt. Hij was gemakkelijk in de omgang. Niet zo verlegen als ik. Hij leerde me eenvoudige dingen als: een foto is altijd interessant als het over een mens gaat. Veel vaker in ieder geval dan wanneer het een dood voorwerp betreft. Het is moeilijk om van lege straten of dooie voorwerpen een interessante foto te maken. Een mooie uitdaging, heet dat dan. Het leukste vind ik toch om vreemde voorwerpen te fotograferen. Bijvoorbeeld rare grafmonumenten of dingen op de rommelmarkt en zo, maar het is moeilijk.’
‘Ik ga speciaal op pad voor foto’s. Nu wat minder. Je krijgt kasten vol. Dat boek komt natuurlijk een beetje laat. Ik moet in alle bescheidenheid zeggen dat als mijn romans niet enig stof hadden doen opwaaien, dan zou misschien niemand zeggen: oh god, Hermans, dat is een fotografische ontdekking. Terwijl ik dat toch wel ben hoor.’
Grinnikt en schenkt sterk vocht voor zijn gast. In uitsluitend dubbele dosering. Voor zichzelf een vinger minder.
‘Ik heb er wel eens over nagedacht of ik niet net zo goed zou kunnen fotograferen als schrijven. Maar ik vind schrijven gemakkelijker. Als je schrijft en het valt een beetje banaal uit, kun je het eenvoudig veranderen. Als een foto banaal uitvalt, kan dat niet meer.’
‘Aan je eigen foto’s beleef je niet zozeer het grootste plezier als wel het meeste verdriet. Als ik iets schrijf kan ik veel beter beoordelen of het wel of niet goed is. Soms heb ik de neiging om te denken: al die foto’s die ik maak, wees nu eens flink, zet de vuilnisbak open en gooi ze allemaal weg. Dan weer denk ik: nee, ze zijn allemaal even mooi. Dat heb ik bij schrijven niet. Dan weet ik precies of ik het moet verscheuren of niet.’
Dat zit ‘m hierin. Je kunt iets goeds schrijven of iets slechts. Het verschil tussen slecht of goed fotograferen is niet groot. Want zelfs een slechte foto wordt door een machine gemaakt en dat is in wezen altijd een goeie machine. Alle foto’s zijn dus eigenlijk goed. Alleen, je vindt ze mooi of niet, maar dat ligt aan jou. Maar schrijven… Je kunt een heldere volzin schrijven of broddelen, woorden weggelaten hebben of niet de juiste keus hebben gemaakt. Met een fototoestel kan dat niet. Technisch gezien is elke foto haast altijd goed. Dat is niet het geval met elke tekst, die je schrijft.’
‘Wat mij ook met fotograferen fascineert, dat zijn de apparaten. Ik heb laden vol met apparaten. Als ik ergens in een rommelwinkel of zo een apparaat zie liggen dat ik niet heb, ja, dan lig ik daar nachten van wakker en dan denk ik: ik ben toch eigenlijk gek, je hebt al zo veel van die toestellen. Meestal draait het er toch op uit dat ik het ga aanschaffen en ermee fotografeer.’
Laat een van 1938 daterende Contax-camera zien. De toenmalige concurrent van Leica. Geheel compleet. Heel modern voor die tijd. Onlangs in Duitsland op de kop getikt. Opent de fototas met bijna verliefde blik.
‘Dat vind ik reusachtig mooi. Maar feitelijk kun je beter altijd met dezelfde camera fotograferen. Dat heb ik niet gedaan vanwege mijn plezier in de technische kanten ervan. Dat is eigenlijk fout. Als je mooie foto’s wilt maken, is het het beste het handwerk simpel te houden.’
‘Ik heb een kast vol fotoboeken. Een Frans boek over alle chemische kanten van de fotografie. Over allemaal dingen, die je nooit zult toepassen. Maar om het allemaal te weten, ja zeg, verrukkelijk. Het is te vergelijken met verliefdheid. Dat is ook niet uit te leggen.’
‘Persfotografen? Sommigen zijn natuurlijk geweldig goed. Maar het is een leven dat ik niet ambiëren zou. Een brand, een moordpartij. Opgebeld worden. Ga er even naar toe, spring in een taxi. Mensen staan te schreeuwen. Klik, klik, klik. Oh vreselijk. Dat zou mij niet liggen.’
‘Wat ik daarentegen wel heel mooi vind dat is modefotografie. Een grote studio en zo. Mooie vrouwen in een jurk van Dior. Dat had ik wel willen doen. Ik heb nooit modellen gefotografeerd. Maar als men mij erop af zou sturen, zou dat een heel origineel idee zijn. Al zouden ze alleen maar zeggen: kijk daar heb je nou die gek, die denkt dat-ie het ook kan, hè. Dat zou op zichzelf een leuk idee zijn.’
Philip Freriks.