KRO Studio, 11 t/m 17 nov. 1989
Ineke kester
Zondag zendt de VPRO een documentaire (Ned. 2, 20.56) uit over het leven en werk van de 68-jarige, in Parijs woonachtige schrijver, fysisch geograaf en polemicus Willem Frederik Hermans. Hermans geldt als een van onze grootste naoorlogse auteurs. Onlangs verscheen zijn nieuwste roman Au pair. In een exclusief interview voor Studio vertelt Hermans over zijn boeken, Frankrijk en het door hem verguisde Holland.
Meer dan veertig jaar geleden verscheen Conserve, de eerste roman van Willem Frederik Hermans. Inmiddels is hij een van Nederlands meest gelezen schrijvers. Onlangs kwam zijn laatste roman met de titel Au pair uit, die gaat over de belevenissen van een Nederlands meisje in Parijs. In de periode tussen die twee boeken heeft Hermans niet alleen vele romans, novellen en beschouwingen geschreven, maar voerde hij ook felle polemieken die voor nogal wat vuurwerk zorgden in het literaire wereldje. Ontevredenheid over het culturele klimaat in Nederland deed hem ertoe besluiten zich in Parijs te vestigen, waar hij nu alweer zestien jaar woont. Tor grote tevredenheid, aldus de heer Hermans.
Beschouwt u interviews als een noodzakelijk kwaad voor een schrijver?
Een beetje wel. Ik vind het ook wel leuk natuurlijk. Iedereen is narcistisch genoeg om het leuk te vinden over zijn eigen werk te discussiëren. Vroeger was het veel moeilijker dan nu. In die alleroudste interviews zaten allerlei vooroordelen tegen mij. Ik was nog niet erg beroemd. Je had interviewers die vragen stelden en als de antwoorden niet klopten met wat ze hadden gedacht, veranderden ze die gewoon.
U heeft een paar weken intensief aan de documentaire meegewerkt.
Ja, zo’n dag of tien.
Waarom heeft u dat gedaan?
Omdat mijn uitgever het vroeg.
Zo eenvoudig ligt dat?
Ja, natuurlijk.
Het was dus niet zo dat u dacht: ik wil bepaalde dingen voor eens en voor altijd duidelijk zeggen?
Ach welnee, want wat mensen op televisie zien en horen dat gaat toch het ene oor in en het andere uit. Ik vind de televisie niet zo’n serieus medium als een hoop mensen denken. Een serieus literair interview, een geschreven interview, dat kun je nog ter inzage vragen, of laten voorlezen en eventuele fouten eruit halen. Maar dit gaat echt helemaal buiten mij om.
De recensies over Au pair waren erg lovend. Trekt u zich de kritieken aan?
Ik trek me de kritieken helemaal niet aan. Maar soms, als de kritiek erg, erg onrechtvaardig was, heb ik het wel eens leuk gevonden om erop in te gaan. Vooral in de tijd toen ik minder bekend was dan nu. Je zou ze nooit moeten lezen, want ten eerste zijn de meeste recensies haastwerk, staan ze vol fouten en ten tweede moet je een boek gewoon lezen, zonder de mening van anderen. Behalve als je een studie wilt maken van de meestal domme dingen die recensenten zeggen.
Hoe kunt u zich verplaatsen in de wereld van een negentienjarige au pair?
Ik heb verschillende van die meisjes ontmoet hier in Parijs. De avonturen van een van hen hebben mij nogal beïnvloed. Het meisje was overigens veel kleiner dan een meter tweeënnegentig, hoor (lacht). Eigenlijk is zij symbolisch voor Nederland. En ook symbolisch voor de moeite die men zal hebben om bij de andere Europese landen, vooral de machtige Europese landen, begrip voor Nederland te vinden. Daar gaat het boek eigenlijk over. U merkt wel, als u het boek leest, dat die Fransen zich helemaal niet voor haar interesseren. Maar zij interesseert zich wel voor Frankrijk. Dat komt in Nederland erg veel voor.
U treedt zelf ook nog in het boek op.
Wie zegt dat ik dat ben? Laten we zeggen, in elk boek waarin de romanschrijver optreedt, is de schrijver zelf ook een romanfiguur. Het is van A tot Z gelogen, ik heb daar helemaal niet gewandeld bij het Luxembourg. Ik heb dat meisje, zoals aan het slot, ook niet in een café ontmoet. Zo is dat. (lacht).
Ik heb ook ergens gelezen dat u die generaal was.
Oh, dat is… nee, nee. Dat is een dwaalspoor. Die generaal, althans wat zijn uiterlijk betreft en zijn rijkdom, is geïnspireerd op de oliemagnaat Paul Getty. Ik had tijdens het schrijven een groot portret van Paul Getty naast mijn schrijfmachine liggen. Dat heb ik nog nooit aan iemand verteld.
Soms lijkt het wel of u een haat-liefdeverhouding met Frankrijk heeft.
Nou nee, ik houd heel veel van Frankrijk. Maar het Franse volk vind ik verbazingwekkend. Als je zo door Parijs loopt, toch eigenlijk wel de mooiste stad ter wereld, zo ruim aangelegd en je vergelijkt dat met de mentaliteit van het Franse volk dat uit nog verschrikkelijker kruideniers bestaat dan de Nederlanders, dat is ongelooflijk. Je kunt hier geen pond suiker kopen of je loopt de kans dat ze je te veel in rekening brengen. De Nederlanders zijn eigenlijk een heel vriendelijk volk, in vergelijking met de Fransen. Werkelijk schatjes zijn het. Ongevraagd wijzen ze je de weg op straat, ze bemoeien zich overal mee, de buren kijken of er niet bij je ingebroken wordt. Hier niet. Hier kun je doodgeslagen worden zonder dat de buren er notitie van nemen.
Met goedkeuring spreekt Hermans over de manier waarop schrijvers in Frankrijk behandeld worden.
Voor literatoren heeft men grote eerbied. Dat is in geen land ter wereld zo. Hier is een schrijver werkelijk iemand. Hier in de Académie gekozen worden, dat heeft werkelijk een betekenis. Zoiets bestaat in Nederland helemaal niet. Als je in Nederland de P.C. Hooftprijs krijgt, dat stelt niks voor. Een beetje geld, maar anders niks. Maar hier, in de Académie Française gekozen worden, dat houdt in dat je van overheidswege de hand boven het hoofd wordt gehouden. Wat natuurlijk van een kant wel erg onbillijk is. Er zitten hier schrijvers in de Académie Française die dingen gedaan hebben waardoor ze als gewone mensen in aanraking met de politie zouden komen. Dat bestaat nog steeds. In de achttiende en negentiende eeuw was dat nog veel sterker. Schrijvers die goed aangeschreven stonden bij de koning of, in de negentiende eeuw, bij Napoleon de Derde, konden geen kwaad doen.
Is dat niet langzaam aan het uitsterven?
Nog steeds niet, nee. Mitterrand houdt er ook zo’n soort hof op na. Al die presidenten, hoor. (Schaterlachend:) Zo gauw hier iemand president wordt, denkt hij dat hij Lodewijk de Veertiende is. Direct geweldige sommen geld uitgeven. Musea bouwen, opera bouwen, bibliotheek bouwen. Giscard net zo, Pompidou precies hetzelfde. Maar daar heb je toch de prachtigste dingen aan te danken. In Nederland wordt er eindeloos gezeurd en dan komt er nóg niks van de grond. Dat is zo droevig in Nederland. Dat de kruideniers daar de baas zijn. Neem nou het Concertgebouw. Dat is in de eerste plaats een lelijk gebouw; zelfs in zijn soort, als je de stijl buiten beschouwing laat, is het zeer slecht. Het beeldhouwwerk is echt lelijk. En het is verouderd. Nu is het Concertgebouworkest een van de weinige kunstzinnige dingen van Nederland met een internationale reputatie. Dat is nou echt beroemd. Ik bedoel, Harry Mulisch is niet zo beroemd als ze beweren, maar het Concertgebouworkest is beroemd. Dan zou je zeggen: daar moet Amsterdam trots op zijn. Nu is dat Concertgebouw in verval geraakt en bovendien een lelijk kreng: weg ermee, we gaan een prachtig nieuw Concertgebouw bouwen, het huis van ons Concertgebouworkest. Nee hoor, dat gebeurt dan niet, want we hebben niemand die een zaal met goede akoestiek kan bouwen. Dat is toch een schandaal, dat een land niet een architect heeft die dat kan. En nu hebben ze er een soort kippenhok aan vast gebouwd. En die Opera ook. Daar hebben ze dertig jaar over getobd, en ten slotte komt er dan een halve Opera en een half stadhuis te voorschijn. (Hoongelach).
Het gesprek komt op de verloedering van de grote steden. Hermans toont me foto’s uit een geïllustreerd blad, die gemaakt zijn in het twintigste arrondissement van Parijs, waar veel gastarbeiders wonen.
Kijk eens, zo gaat het daar toe. Ze roosteren een schaap op straat. Ik hoor dat ze dat In Nederland op het balkon doen en dat het bloed dan naar beneden druipt. Ik heb wel eens gehoord dat het in de Staatsliedenbuurt in Amsterdam zo erg is, dat de politie er niet meer naartoe durft. Dat is toch te gek. We hebben hier flitsen op de televisie gezien van een wijk in Arnhem die in opstand is gekomen en de drugsdealers eruit wil rammen. En dat vergeten de mensen in Nederland: met al die tolerantie komt de democratie in gevaar. Want als je geen lezing meer kunt houden zonder bedreigd te worden met bommen in de zaal, dan kun je niet meer zeggen wat je wilt.
Hermans spreekt nu met stemverheffing, in oprechte verontwaardiging.
In ben in 1983 een maand in Zuid-Afrika geweest. Ik heb daar enkele gastcolleges gegeven. Toen is daar in Nederland groot kabaal over ontstaan. De grootste leugens zijn erover verspreid, namelijk dat Hermans was uitgenodigd door de Zuidafrikaanse regering. Dat is helemaal niet waar. Ik ben door enkele universiteiten uitgenodigd, niet door de regering. Ik heb niet een regeringsfunctionaris ontmoet. Ik heb absoluut niets gunstigs over de apartheid gezegd en heb daar in een radio-interview zelfs minder gunstige dingen over gezegd. Maar dat telt allemaal niet mee. Als je in Zuid-Afrika bent geweest, dan ben je een racist en een fascist. Dat was zes jaar geleden. Ik kreeg een of twee maanden geleden wat knipsels uit Het Parool; ze zijn er nóg niet over uitgezanikt. Het gemeentebestuur van Amsterdam heeft drie jaar geleden het besluit genomen dat ik onwelkom ben in Amsterdam. Met andere woorden, ik mag geen voet zetten in gebouwen die van de gemeente Amsterdam zijn. Dat is nooit ingetrokken. In Het Parool stond als reden: Hermans heeft geen spijt betuigd. Nee, ik heb geen spijt betuigd. Ik wens me niet te laten dwingen tot spijtbetuigingen van dingen waar ik geen spijt van heb. Dat is een onderdrukking van de vrije gedachte.
Welke roman beschouwt u zelf als de meest geslaagde?
Dat weet ik niet. Maar sommige, die geweldig populair zijn, zoals De donkere kamer van Damokles, daar ben ik eigenlijk niet zo tevreden over. Ik zou dat boek eigenlijk moeten herschrijven, zoals ik ook Nooit meer slapen, naderhand voor een deel verbeterd heb. Maar het is te lang geleden om dat nog te doen. Het is in zoveel exemplaren verspreid dat die verbeteringen toch niet meer tot het grote publiek zouden doordringen. Ik vind Herinneringen van een engelbewaarder veel mooier. Dat is ook niet zo lang. En Een heilige van de horlogerie vind ik een mooi boek. Over Au pair ben ik ook heel tevreden.
Dat moet u vooral in uw interview zetten: Nederland heeft toch, ten opzichte van sommige schrijvers, een merkwaardige preoccupatie met dikte van boeken. Ik heb dus een aantal novellen geschreven. Dat was toch schandelijk! Hermans maakt zich eraf, haha! Hij maakt dunne boekjes, mag niet. Waarom moet ik zoveel dikke boeken schrijven? Iedere auteur moet er naar streven om, wanneer hij in het graf stapt, een oeuvre nagelaten te hebben dat van A tot Z nog leesbaar is. Dat is natuurlijk een onbereikbaar ideaal, maar dat moet toch het ideaal zijn.