‘Willem Frederik Hermans: Kussen door een rag van woorden’

Kees de Bakker

Mijn eerste boek:
30 schrijversdebuten 1983

De fysische geograaf Willem Frederik Hermans debuteerde in 1944 op 23-jarige leeftijd met de gedichtenbundel ‘Kussen door een rag van woorden’. Hij gaf deze bundel in eigen beheer uit. De uitgave, die 36 bladzijden telt, werd verzorgd door uitgever John R. Meulenhoff. Mijn vragen en zijn antwoorden die voornamelijk over het debuut van Hermans en zijn relatie met uitgevers gaan, zijn op uitdrukkelijk verzoek van de auteur onderstaand onverkort en onbewerkt gepubliceerd, in tegenstelling tot de overige debuten van de auteurs. De vragen werden gesteld op 9 november 1982. De antwoorden werden geschreven op 12 november 1982.

  Hoe kwam u er toe uw gedichten in eigen beheer uit te geven?  

WFH: De clandestiene uitgave van Kussen door een rag van woorden kwam tot stand omdat ik het leuk vond er dertig bibliofiele exemplaren van te bezitten. Een normale uitgave was wegens de Duitse bezetting toch niet mogelijk.

Meulenhoff heeft wel nog tijdens de bezetting een contract met mij gesloten voor de uitgave van mijn tweede bundel Horror Coeli, een uitgave die uiteraard voor na het einde van de Duitse bezetting was geprojecteerd, en die inderdaad ook plaatsgevonden heeft (voorjaar 1946). Mijn eerste bundel is daarin voor het grootste deel opgenomen.

  Had u het manuscript met de gedichten al lang voor het jaar van verschijnen (1944) gereed?

WFH: Nee. Die gedichten zijn merendeels ook in 1944 geschreven.

  Bood John Meulenhoff zelf aan de verzorging van de technische kant op zich te nemen? Kende u hem al lang? Waarvan?

WFH: Het was een uitgave in eigen beheer, op mijn eigen kosten. Meulenhoff verzorgde op mijn verzoek de technische kant. Ik kende hem al enige jaren omdat hij in 1941 een contract met mij had gesloten voor de uitgave (ook weer na het einde van de bezetting, uiteraard) van een verhalenbundel. Die bundel is in 1948 als Moedwil en Misverstand bij Meulenhoff verschenen.

  Waren de kritieken op de bundel bemoedigend genoeg om door te gaan?

WFH: Kritieken op mijn eerste gedichtenbundeltje? Een oliedomme vraag. Ik geloof dat er in 1944 helemaal geen kritieken meer verschenen en het was, als gezegd, een clandestiene uitgave. Ik heb het boekje trouwens voor 2/3 aan kennissen uitgedeeld, niet aan critici. Het restant heb ik bij de boekhandel Balkema geruild tegen andere clandestiene uitgaven, die ik, geloof ik, ook weer heb verpatst.

  Waarom vervielen 4 van de 25 gedichten uit ‘Kussen door een rag van woorden’ toen u ze als afdeling opnam in ‘Horror Coeli’? En breidde u een gedicht zelfs met vijf regels uit?

WFH: Weet ik niet meer. Ik zal ze wel niet goed genoeg meer hebben gevonden. Uitgebreid? Weet niet.

  Wilde John Meulenhoff de dichtbundel ‘Kussen door een rag van woorden’ niet zelf uitgeven?

WFH: Het is, zie boven, na de bevrijding inderdaad door Meulenhoff zelf, op zijn risico (her)uitgegeven, opgenomen in ‘Horror Coeli’.

  Hoe ziet u nu terug op uw debuut?

WFH: Ik kijk zelden terug.

  Kunt u John Meulenhoff als mens beschrijven? Of wilt u hem alleen zien als uitgever?

WFH: John Meulenhoff was een vriendelijk, welwillend, uiterst fatsoenlijk en welopgevoed mens, maar als uitgever wat te voorzichtig.

  Waarom gaf hij ‘Conserve’ niet uit? Volgens Laurens van Krevelen, de huidige directeur van Meulenhoff Nederland gingen vlak na de oorlog schoolboeken voor. Manuscripten bleven langer liggen door papierschaarste. Daardoor konden romans jaren blijven liggen. Van Krevelen zei mij: “Dat John Meulenhoff – zoals door u beschreven in ‘Mandarijnen op zwavelzuur’ – geen interesse had voor ‘Conserve’ is onzin.” 

WFH: Laurens van Krevelen lag toen, denk ik, nog aan de moederborst en weet dus niet waar hij over praat. Ik gaf het manuscript van ‘Conserve’ in 1943, zodra het af was, aan John Meulenhoff, die het liet beoordelen door D.A.M. Binnendijk. De beoordeling was afwijzend. Zelfs nadat enkele fragmenten uit ‘Conserve’ in 1945 in het door Meulenhoff uitgegeven tijdschrift Criterium waren verschenen en in sommige kranten, Het Parool o.a., waren geprezen, wilde Meulenhoff er nog niet aan. Ook De Bezige Bij (destijds Schouten, Van Blommestein en Lubberhuizen) wees het af.

  Mevrouw Aberson, destijds zakelijk verbonden aan uitgever Salm, de uitgever die wél ‘Conserve’ uitgaf, bestrijdt uw beschrijving van Salm in ‘Mandarijnen op zwavelzuur’. ‘Hij heeft nooit een bedrijfsleider gehad, hij was nooit dronken, dat merkte je nog niet na een fles jenever. Dat hij zijn tas heeft laten staan is misschien waar.’ Wat vindt u van haar commentaar?

WFH: Hoe dan ook, Salm maakte het typescript zoek. Niet hij zelf, maar een hulpkracht die zich als bedrijfsleider voordeed, is naderhand bij mij komen vertellen dat Salm zijn tas met dat typescript erin in café Eylders had laten staan (men kwam daar niet om karnemelk te drinken) en hij vroeg me of ik er nog een doorslag van had. Deze had ik. Die mevrouw Aberson zeurt dus. Ik heb haar bij mijn weten nooit ontmoet.

  U schijnt nog steeds boos te zijn op Wim Schouten, omdat deze wilde dat uw manuscript van ‘De tranen der acacia’s’ fors zou worden ingekort, hetgeen ook volgens hem ook bij Van Oorschot gebeurd is. Bent u nog boos op hem?

WFH: Schouten kan het liegen niet laten. Ik ben niet boos op hem, maar sluit geen vriendschap met elk varken dat mijn pad kruist.

Nog zeer onlangs heb ik een doorslag van het oorspronkelijke typescript van ‘De tranen der acacia’s’ aan G. Lubberhuizen getoond om zijn geheugen op te frissen en hij heeft zich er met eigen ogen van kunnen overtuigen dat de oorspronkelijke versie van het boek niet veel langer is dan de gedrukte en dat er geen vieze woorden in voorkomen. Van Oorschot die het boek tenslotte uitgaf, heeft mij nooit gevraagd er vieze woorden uit te schrappen, want die stonden er niet in en hij heeft me evenmin gevraagd het te bekorten.

  Wat vindt u van inmenging van uitgevers in manuscripten? Heeft een uitgever daartoe het recht? Of juist niet? Hoever mag hij gaan?

WFH: Natuurlijk heeft een uitgever het recht zich te bemoeien met de inhoud van de boeken waar hij zijn geld insteekt. Maar als een schrijver op zijn domme praatjes niet ingaat, naar een ander loopt die minder bekrompen is, moet hij zijn verlies ridderlijk nemen en niet jaar in jaar uit lasterpraat rondstrooien zoals Schouten.

  Welke Nederlandse uitgever vindt u de ideale uitgever? En welke mag alleen bij de kassa staan?

WFH: Ik heb maar een klein deel van alle Nederlandse uitgevers leren kennen, en kan dus niet zeggen welke de ideale was of is. De meeste uitgevers die ik heb ontmoet zijn langzamerhand dood of gepensioneerd. Over de jonge generatie kan ik nog geen oordeel vellen en als ik het kon, zou ik het wel laten. De ideale uitgever is

a) iemand die niet liegt,

b) iemand die niet steelt,

c) een uitgever die heel precies doet wat ik wil.

  Had u uw debuut niet liever willen maken met een verhalenbundel of een roman, of misschien een essay?

WFH: Nee, waarom? Ik vind, achteraf, proza een doeltreffender manier mij uit te drukken dan poëzie, maar in die beginjaren had ik geen uitgesproken voorkeur voor het ene of het andere genre.

  Bent u weer bezig met een nieuwe roman?

WFH: Over plannen en dergelijke laat ik nooit iets los.